Amsterdammers over Dodenherdenking en Bevrijdingsdag
- 6 mei 2013
In de week voorafgaand aan Dodenherdenking en Bevrijdingsdag heeft O+S aan ruim 500 Amsterdammers een aantal vragen voorgelegd over de betekenis die zij aan beide dagen toekennen. Daarnaast is een honderdtal jonge (18-25 jaar) Surinaamse, Turkse en Marokkaanse Amsterdammers met deze vragen benaderd.

Nagenoeg alle Amsterdammers weten wat op 5 mei wordt gevierd: de bevrijding van Nederland. Sommige respondenten zijn heel precies – heel Nederland bevrijd – of verwijzen naar het vertrek van de nazi’s of de beëindiging van het Duitse juk; ook zijn er verwijzingen naar vrede en vrijheid van meningsuiting.Vrijwel alle Amsterdammers (96 procent) neemt op een of andere manier deel aan Dodenherdenking. Dat gebeurt op verschillende manieren (tegelijk).
Een kleine minderheid vindt het simpelweg niet nodig stil te staan bij Dodenherdenking. Verder doet 0,3 procent niet mee en verwijst daarbij expliciet naar het conflict in het Midden Oosten. Een enkeling vindt de vorm achterhaald of vindt het, gegeven alle andere conflicten, niet nodig te (blijven) herdenken. Jongeren (tussen 18 en 25 jaar) nemen minder vaak op een of andere manier deel aan Dodenherdenking; bij jongeren van Turkse, Surinaamse en Marokkaanse herkomst is dat ongeveer de helft (48 procent), bij de overige jongeren, onder wie veel studenten, is dat 88 procent.
Van de jongeren van Turkse, Surinaamse of Marokkaanse herkomst vindt 20 procent het niet nodig op een of andere wijze deel te nemen aan Dodenherdenking; 9 procent van deze jongeren noemt expliciet het conflict in het Midden Oosten als overweging om niet mee te doen aan Dodenherdenking; er simpelweg niet aan denken en/of niet precies weten wat het inhoudt wordt ook genoemd.Van de overige jongeren in de stad vindt 12 procent het niet nodig deel te nemen aan Dodenherdenking. Een overgrote meerderheid van alle Amsterdammers wil ook doorgaan met ieder jaar herdenken (91 procent); 4 procent vindt eens in de paar jaar voldoende en 3 procent wil helemaal stoppen met herdenken. Een ruime meerderheid (73 procent) vindt dat ook Duitsers bij de herdenking aanwezig mogen zijn; 19 procent vindt dat zij juist niet aanwezig mogen zijn, 8 procent heeft daarover geen (uitgesproken) mening. De meeste Amsterdammers (64 procent) vinden dat de herdenking altijd moet blijven; 7 procent vindt het moment dat de laatste die de oorlog heeft meegemaakt een goed moment om te stoppen; 15 procent geeft een ander moment, waaronder vaak: 2045.Ook onder jongeren is een zeer ruime meerderheid voorstander van een jaarlijkse herdenking. Van de Turkse, Surinaamse en Marokkaanse jongeren geeft 68 procent de voorkeur aan een jaarlijkse herdenking; 4 procent acht nu stoppen het beste. Van de overige jongeren wil 87 procent een jaarlijkse herdenking; 4 procent elke paar jaar en 4 procent acht nu stoppen het beste. Van deze jongeren vindt 79 procent dat Duitsers mogen komen. Driekwart (75 procent) vindt dat de herdenking moet blijven en noemt geen moment om ermee te stoppen. 75 procent vindt dat het altijd moet doorgaan. Van de Turkse, Surinaamse en Marokkaanse jongeren vindt 56 procent het goed dat Duitsers deelnemen aan de herdenking; en 70 procent vindt dat het altijd moet doorgaan. Amsterdammers is ook een aantal stellingen voorgelegd. Allereerst is gevraagd te kiezen uit onderstaande stellingen.
- stelling 1: dodenherdenking is een goede gelegenheid om aandacht vragen voor ander onrecht in de wereld
- stelling 2: dodenherdenking is uitsluitend bedoeld voor het herdenken van slachtoffers uit de Tweede Wereldoorlog
Van alle Amsterdammers verkiest 62 procent de stelling dat Dodenherdenking een goed moment is om aandacht te vragen voor andere conflicten boven de stelling dat Dodenherdenking uitsluitend bedoeld is voor het herdenken van de slachtoffers uit WOII. Daarvoor kiest 26 procent; 12 procent kan niet kiezen. Opmerkelijk is dat jongeren hierover van opvatting verschillen. Van de Turkse, Surinaamse en Marokkaanse jongeren zegt 40 procent dat Dodenherdenking een goed moment is om aandacht te vragen voor andere conflicten, bij de overige jongeren is dat 75 procent. Bij de volgende stellingen zijn de verschillen tussen beide categorieën jongeren minder groot.
- stelling 1: ik kan me voorstellen dat sommige groepen dodenherdenking een goede gelegenheid vinden om aandacht te vragen voor het conflict in het Midden-Oosten
- stelling 2: iedereen mag elke dag aandacht vragen voor het conflict in het Midden-Oosten, maar alleen niet op de dag van dodenherdenking
Ongeveer de helft van alle jongeren verkiest de eerste stelling. De voorkeur voor de tweede stelling is met 25 procent onder Turkse, Marokkaanse en Surinaamse Amsterdamse jongeren twee keer zo groot als bij de overige jongeren. Onder alle Amsterdammers kiest 42 procent voor deze stelling. De meeste (83 procent) Amsterdammers vinden het belangrijk jaarlijks stil te staan bij de bevrijding; 14 procent vindt dat niet nodig; 64 procent vindt dat de bevrijding altijd gevierd moet blijven, anderen noemen net als bij Dodenherdenking momenten in de toekomst wanneer gestopt zou kunnen worden: de laatste overlevende, het jaar 2045. De helft (53 procent) vindt een jaarlijkse vrije dag gewenst; 36 procent vindt eens in de vijf jaar, zoals nu, gewenst; 10 procent vindt een vrije dag niet nodig. Bijna een op de vijf (18 procent) Amsterdammers gaat meedoen aan een speciaal voor Bevrijdingsdag georganiseerde activiteit. De rest gaat niets speciaals doen (34 procent), gewoon werken of genieten van een vrije dag. Tweederde (66 procent) van alle ondervraagden denkt dat het binnen de diverse Amsterdamse samenleving verschil maakt welke de achtergrond (joods, christelijk, moslim en dergelijke) iemand heeft, voor de wijze waarop naar dodenherdenking wordt gekeken; 25 procent denkt dat dat geen verschil maakt; de ‘binding’ met de oorlog is voor nieuwe Nederlanders en mensen uit andere streken anders, vinden respondenten vaak, zo blijkt uit de toelichtende antwoorden. En het maakt nogal verschil of familie die oorlog heeft meegemaakt. De helft van de Amsterdammers (50 procent) wil meer aandacht voor WOII in het onderwijs, volgens 21 procent is dat niet nodig, de rest heeft daarover geen oordeel. Nagenoeg iedereen is bekend met de term Holocaust, al wordt daaraan, zo blijkt uit de open antwoorden, nog wel verschillend inhoud gegeven. Voor sommigen is het synoniem met Jodenvervolging, anderen verwijzen naar systematische uitroeiing en weer anderen betrekken hierbij ook andere groepen, zoals zigeuners en homoseksuelen.