Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Amsterdammers over opvang van vluchtelingen

OIS heeft in opdracht van Het Parool 567 Amsterdammers online en telefonisch gevraagd naar een aantal opvattingen over vluchtelingen en statushouders.

Aangezien deze begrippen gemakkelijk tot verwarring kunnen leiden is ervoor gekozen het onderwerp in te leiden en expliciet aan te geven wat in deze enquête onder statushouders en vluchtelingen wordt verstaan.

Op dit moment is er veel discussie over de vraag hoe Europa en Nederland moeten omgaan met vluchtelingen. Die discussie vindt plaats in de politiek, in de verschillende Europese landen, in dorpen en steden en misschien ook bij u thuis of in de buurt. Naar aanleiding daarvan willen we u, in opdracht van Het Parool, een aantal vragen stellen.

De vragen gaan over statushouders en vluchtelingen. Met statushouders bedoelen we mensen die een verblijfsvergunning hebben en die dus in Nederland mogen blijven. Vluchtelingen zijn mensen die een aanvraag tot verblijf hebben lopen en in afwachting daarvan worden opgevangen, bijvoorbeeld in het opvangcentrum in Ter Apel.

Allereerst is gevraagd in hoeverre mensen het nieuws over vluchtelingen volgen. Dan zegt 15 procent het nieuws op de voet te volgen; 54 procent volgt het vrij goed, 30 procent enigszins en 1 procent helemaal niet. Zo’n 70 procent zegt het nieuws ten minste vrij goed te volgen. Dat is meer dan de 54 procent die landelijk resulteerde uit onderzoek van I&O Research. Het verschil lijkt eerder toe te schrijven aan de voortgang van de berichtgeving en de reactie daarop in de media dan aan andere oorzaken. Wel blijkt dat hogeropgeleiden en ouderen (65+) het nieuws nauwgezetter volgen. 

Vervolgens is Amsterdammers gevraagd of zij vinden dat Amsterdam als verantwoordelijke hoofdstad iets meer zou moeten doen om statushouders op te vangen, ook omdat het economisch goed gaat met Amsterdam en de grote stad hen meer perspectief biedt. Dan zegt 54 procent dat Amsterdam haar bijdrage moet leveren, net als andere gemeenten en meer niet; 38 procent vindt juist dat Amsterdam iets meer zou moeten doen. De rest (7 procent) heeft geen uitgesproken mening. Dezelfde vraag ten aanzien van de groep vluchtelingen levert nagenoeg dezelfde resultaten. Leeftijd maakt in beide gevallen in combinatie met opleiding verschil. Van de jongeren (jonger dan 40 jaar) zegt iets meer dan de helft dat Amsterdam iets extra’s moet doen; bij de ouderen is dat ongeveer 35 procent (lageropgeleiden 30 procent; hogeropgeleiden 45 procent). Dit leidt er ook toe dat in Noord, Nieuw-West en Zuidoost, waar wat meer ouderen en wat minder hoogopgeleiden wonen, wat minder vaak gezegd wordt dat Amsterdam iets extra’s moet doen dan in West en Oost.

Vervolgens is gevraagd hoe Amsterdammers nieuwe en bestaande maatregelen beoordelen:

  • Beschikbaar maken lege gebouwen (vluchtelingen)
  • Beschikbaar maken lege gebouwen (statushouders)
  • Woningen delen
  • Tijdelijke centra statushouders bouwen
  • Statushouders voorrang blijven geven

Het benutten van lege gebouwen is volgens velen een goed idee zowel voor vluchtelingen als voor statushouders, zij het voor die laatste groep iets minder sterk. Bouwen voor statushouders is een maatregel die duidelijk meer voor- dan tegenstanders heeft. Voor het delen van woningen (bijvoorbeeld studenten en vluchtelingen) geldt het omgekeerde. De maatregel dat statushouders voorrang zouden krijgen bij de toewijzing ontmoet ruim twee keer zo veel weerstand als instemming. 

De volgende vraag is, gegeven het feit dat er op dit moment onvoldoende capaciteit is in Amsterdam om vluchtelingen op te vangen, wat Amsterdammers ervan zouden vinden als in Amsterdam een opvangcentrum voor ongeveer 300 vluchtelingen wordt gebouwd.

Daar zou ik achter staan zegt iets meer dan de helft (56 procent); als het moet, dan moet het vindt 26 procent; liever niet zegt 9 procent en daar zou ik helemaal tegen zijn zegt 8 procent. Als dat centrum in de buurt (<500m) van de respondent zou worden gebouwd: 22 procent zegt dan liever niet of is helemaal tegen, terwijl het percentage dat zegt achter de bouw te staan daalt tot net iets minder dan de helft (47 procent).

De vraag over een opvangcentrum in de buurt is ook in het landelijke onderzoek gesteld. Vergelijking leert dat in het land gemiddeld de weerstand aanmerkelijk groter is dan in Amsterdam (45 versus 22 procent). Ook hier kan het verloop van de gebeurtenissen een rol spelen, maar er is aanzienlijk meer ruimte voor de veronderstelling dat een centrum in een diverse grootstedelijke omgeving gemakkelijker geaccepteerd wordt. 

Er staat op dit moment een opvangcentrum voor enkele honderden vluchtelingen op de planning om gebouwd te worden. De locatie is het nieuwbouwgebied in de Houthavens in Amsterdam-West. Van de respondenten noemt 52 procent deze locatie goed en 12 procent juist niet goed; de rest heeft geen uitgesproken mening.

Ten slotte is Amsterdammers gevraagd of zij zelf voor een periode van drie maanden een vluchteling thuis zouden willen opvangen. Dan blijkt dat 4 procent voluit ja zegt en 18 procent hangt ervan af. De achtergrond en het motief van de vlucht vormen dan een belangrijke overweging, evenals de overweging dat betrokkene(n) moet(en) passen in het ontvangende huishouden.

*Deze maatregelen zijn voorgelegd zonder nadere toelichting en zonder verwijzing naar praktische en juridische mogelijkheden. Voorzichtigheidshalve dienen de resultaten daarom eerder als eerste indruk dan als finaal oordeel geïnterpreteerd te worden.