Van de mensen die ervan gehoord hebben beschouwt 38 procent het rapport als een exercitie om vast te stellen wie welke fouten hebben gemaakt; een iets grotere groep (50 procent) beschouwt het rapport eerder als document, bedoeld om fouten in de toekomst te voorkomen. Dit blijkt uit een enquête van O+S onder 377 Amsterdammers, in opdracht van AT5. De uitkomsten van de rapportage hebben het oordeel over de voortgang van de aanleg niet wezenlijk veranderd ten opzichte van het moment dat wethouder Herrema aftrad (februari 2009). Waar toen 41 procent van de ondervraagden vond dat de bouw gewoon door moest gaan, is dat nu 38 procent. Op dit moment vindt 36 procent dat er opnieuw bepaald moet worden wat de risico's zijn en 16 procent vindt dat de bouw gestopt moet worden.

48 procent voor aanleg Noord/Zuidlijn

Op de algemene vraag of men voor of tegen de aanleg van de Noord/Zuidlijn is, antwoordt 48 procent voor aanleg te zijn, precies evenveel als vóór het aftreden van Herrema 2009. Alleen onmiddellijk ná het aftreden van deze wethouder daalde het aandeel voorstanders naar 37 procent. In die periode verscheen ook een kritisch rapport van de ombudsman en stortte in Keulen het stadsarchief in bij werkzaamheden aan een metrolijn. Opvallend is dat onder degenen die op de hoogte zijn van de raadsenquête meer voor- dan tegenstanders voorkomen (58 procent versus 35 procent) terwijl dat aandeel onder mensen die niet op de hoogte vrijwel gelijk is (38 procent voorstanders versus 34 procent tegenstanders).

Wel is de groep die op de hoogte is kritischer over de voortgang van het project. Van de geïnformeerden vindt 43 procent dat de risico’s opnieuw bepaald moeten worden, terwijl dat onder mensen die niet op de hoogte zijn van het jongste rapport 27 procent is. Gevraagd naar de kans dat de gemeenteraad alsnog besluit de bouw van de Noord/Zuidlijn te stoppen antwoordt 82 procent van alle Amsterdammers (heel) klein en 5 procent (heel) groot. Van degenen die op enige manier kennis hebben genomen van de raadsenquête vindt 39 procent dat het rapport (redelijk) veel nieuwe feiten en inzichten heeft opgeleverd; daartegenover staat een vergelijkbaar grote groep (43 procent) die weinig of zelfs helemaal geen nieuwe informatie heeft vernomen uit het rapport; 17 procent heeft hierover geen oordeel.

Amsterdammers die kennis hebben genomen van het rapport is ook gevraagd of er aan het rapport politieke gevolgen moeten worden verbonden: 37 procent antwoordt daarop bevestigend, 19 procent vindt politieke gevolgen niet nodig, 36 procent acht het nog te vroeg om te oordelen en 8 procent heeft geen mening. Uit de expliciete vraag concrete politieke gevolgen te noemen, blijkt dat gedacht wordt aan het aftreden van betrokkenen, zoals wethouder Gerson, burgemeester Cohen en het hele stadsbestuur. Van alle Amsterdammers die kennis hebben genomen van het rapport van de commissie Limmen vindt 4 procent dat Gerson zou moeten opstappen, 6 procent dat Cohen zou moeten opstappen en 5 procent dat het hele stadsbestuur zou moeten opstappen.

Schuldvraag

Ook is gevraagd aan respondenten die kennis hebben genomen van het rapport of er volgens hen een persoon, partij of organisatie is die als hoofdschuldige kan worden aangewezen. Dan blijkt dat 46 procent geen hoofdschuldige kan aanwijzen; 11 procent noemt oud-wethouder Geert Dales, 5 procent vorige stadsbesturen en 3 procent het huidige stadsbestuur; verder noemt 4 procent de gemeente en de politiek (3 procent) in het algemeen.

De commissie Limmen heeft in het rapport weinig kritiek op burgemeester Cohen, maar oordeelt tegelijkertijd dat de rol van de burgemeester in het hele proces zeer beperkt is geweest. Aan Amsterdammers die kennis hebben genomen van het rapport is gevraagd of zij terugkijkend vinden dat de burgemeester zich voldoende of juist onvoldoende actief heeft opgesteld: 48 procent kwalificeert het optreden achteraf als onvoldoende actief en 24 procent als voldoende actief, de rest heeft geen uitgesproken opvatting.

Invloed op stemgedrag

Tenslotte is Amsterdammers de vraag voorgelegd in hoeverre het standpunt over de Noord/Zuidlijn van invloed is op hun partijkeuze bij de raadverkiezingen van maart aanstaande. Veel invloed zegt 9 procent, een beetje invloed zegt 24 procent, nauwelijks of geen invloed zegt een ruime meerderheid van 61 procent. Van alle Amsterdammers zegt 11 procent dat de kans (heel) groot is dat zij zullen stemmen op een partij die als belangrijkste programmapunt het stoppen van de bouw van de Noord/Zuidlijn heeft; 71 procent noemt die kans (heel) klein.