Amsterdamse Armoedemonitor 2013: armoede sterk gestegen
- 1 oktober 2014
In 2011 moest 19,6 procent van de Amsterdamse huishoudens rondkomen van een minimuminkomen (tot 110 procent van het Wettelijk Sociaal Minimum).

Het ging om 72.702 huishoudens, en in totaal 120.012 Amsterdammers. Dat is meer dan in de jaren daarvoor. Voor 2013 is een verdere stijging van de armoede in de stad voorzien met een aandeel minimahuishoudens tussen de 21,4 procent en 22,1 procent.
Dat blijkt uit de Amsterdamse Armoedemonitor 2013, die O+S in opdracht van Dienst Werk en Inkomen heeft uitgevoerd. Deze monitor is dit jaar voor het eerst gebaseerd op CBS-gegevens over het inkomen van huishoudens. Dat is de meest volledige en betrouwbare bron om alle minima in Amsterdam in beeld te krijgen. De meest recente gegevens over het jaar 2011 zijn aangevuld met een raming voor 2012 en 2013, geïnspireerd op de jaarlijkse landelijke raming van het SCP en aangepast aan de Amsterdamse context.
De Armoedemonitor 2013 wijkt niet alleen wat betreft de gegevensbron af van voorgaande edities. Ook wordt armoede vanuit meer invalshoeken benaderd dan voorheen. Naast gegevens over de omvang en de kenmerken van de minimapopulatie wordt de positie van Amsterdam vergeleken met het landelijk beeld en dat van de andere drie grote steden. Ook is er aandacht voor de brede aanpak van het Amsterdamse armoedebeleid en voor het gebruik van armoedevoorzieningen van de gemeente. Aanvullend komt de maatschappelijke participatie van personen met een laag inkomen aan bod en worden maatschappelijke initiatieven voor het bestrijden van armoede en het ondersteunen van minima gepresenteerd. Het doel van deze veelzijdige benadering is om aan te geven waar kansen en risico’s voor het beleid liggen.