Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Beeldstatistiek tegen deprimerende tabellen

Niet minder dan een universele beeldtaal moest het worden, The International System Of TYpographic Picture Education, kortweg Isotype. Door historisch toeval kreeg deze ‘Weense methode voor beeldstatistiek’ vooral voet aan de grond in Nederland. Ook het Bureau van Statistiek in Amsterdam maakte gebruik van Isotype, een traditie die we ter gelegenheid van het afscheid van Jeroen Slot nieuw leven inblazen.

Idealisme en daadkracht konden hem niet worden ontzegd, de Oostenrijkse filosoof, socioloog en econoom Otto Neurath. In 1925 werd hij directeur van het door hemzelf opgerichte Gesellschafts- und Wirtschaftmuseum in Wenen. Om ook arbeiders te interesseren voor sociale kwesties, ontwierp hij een systeem voor visuele educatie. Zijn voornaamste doel? “To give fundamental, strictly scientific information for social understanding, even to the less educated, without depressing him in the way learned books and statistical tables do” (Neurath, 1973).

Universele iconen

Hoewel bedoeld als een breed inzetbare educatieve methode verwierf de beeldtaal van Neurath vooral bekendheid vanwege de weergave van statistische gegevens. De kern ervan bestond uit een beperkte set universeel herkenbare iconen: arbeider, fabriek, graan, erts et cetera. Door deze iconen te combineren, konden complexere begrippen uitgebeeld worden die ook door minder hoogopgeleide mensen konden worden begrepen.

Een tweede kenmerk van de ‘Weense methode voor beeldstatistiek’ was de weergave van aantallen. Een groter aantal werd altijd weergegeven door meerdere iconen van dezelfde grootte en niet door één groter icoon, zoals tot die tijd gebruikelijk. Door iconen te herhalen waren aantallen makkelijk te vergelijken en werden verschillen in een oogopslag duidelijk. En dat was precies de bedoeling: “A picture which makes good use of the system gives all the important facts in the statement it is picturing. At the first look you see the most important points, at the second, the less important points, at the third, the details, at the fourth, nothing more - if you see more, the teaching-picture is bad”, schreef Neurath in 1936. Een principe dat ook vandaag de dag staat als een huis.

voorbeelden-neurath-isotype-1936.png

Voorbeelden van de oude manier om aantallen weer te geven (links) en de weergave volgens de Weense methode (rechts).

Transformers en ontwerpers

Drie partijen waren volgens Neurath noodzakelijk om dit soort afbeeldingen te maken: een wetenschapper of expert met kennis van de inhoud, een ‘transformer’ die complexiteit kon vertalen naar een heldere boodschap en een ontwerper voor het maken van de iconen en de beeldplaten zelf. In Marie Reidemeister, student wis- en natuurkunde, vond hij zijn ideale transformer – en later ook echtgenote. Vanaf 1925 was zij verantwoordelijk voor tentoonstellingen met beeldstatistieken.

Een grote sprong voorwaarts volgde in 1928, toen Gert Arntz voor het museum kwam werken. Deze sociaal geëngageerde Duitse kunstenaar ontwierp een groot aantal van de iconen die kenmerkend zijn geworden voor de beeldstatistiek.

In de jaren die volgden wisten meer linksgeoriënteerde ontwerpers de weg naar Wenen te vinden, onder wie de Nederlander Peter Alma. De methode maakte ook internationaal school. In 1931 opende met hulp van onder andere Arntz en Alma in Moskou IZOSTAT zijn deuren, een instituut dat met beeldstatistiek het succes van Stalins eerste vijfjarenplan moest propageren.

Isotype in Nederland

Uit angst voor het opkomend fascisme verplaatste Neurath zijn museum in 1934 naar Den Haag. Daar richtte hij een nieuwe organisatie op (The International Foundation for the Promotion of Visual Education) en schreef hij een boek (International Picture Language: The First Rule of ISOTYPE) waarin zijn methode de naam kreeg waaronder we deze nog steeds kennen. Toen Nederland in mei 1940 ook niet veilig bleek, vluchtte Neurath naar England om daar de verspreiding van Isotype voort te zetten. Veel tijd daarvoor was hem niet gegeven: in december 1945 stierf de veelzijdige Oostenrijker onverwacht aan een hartstilstand.

Gert Arntz was ondertussen in Nederland gebleven en ging werken voor de Stichting voor de Statistiek. In 1943 werd hij – als Duits staatsburger – gedwongen dienst te nemen in de Wehrmacht. Na een periode in krijgsgevangenschap keerde hij in 1946 terug naar Den Haag waar hij tot aan zijn pensioen in 1965 beeldstatistieken zou ontwerpen. Een van zijn belangrijkste opdrachtgevers was het Centraal Bureau voor Statistiek.

Ook Alma keerde terug naar Nederland. Na zijn avontuur in de Sovjetunie begon hij in 1934 in Amsterdam een eigen bureau voor beeldstatistiek. De jaren daarop ontwierp hij tientallen wandplaten van 90 bij 60 centimeter voor uiteenlopende organisaties, waaronder het Bureau van Statistiek van de gemeente Amsterdam. De 33 platen die hij maakte voor de voorloper van de huidige afdeling Onderzoek en Statistiek werden regelmatig tentoongesteld in de openbare leeszaal aan de Keizersgracht. Bij het maken ervan volgde Alma niet blindelings de door Neurath vastgestelde principes. Zo brak hij soms met de regel dat de variabele tijd moest worden weergegeven op de verticale as en experimenteerde hij met manieren om meer variabelen te kunnen weergeven dan alleen tijd en aantal.

peter-alma-BvS-1938.png

De controle op melk door den Keuringsdienst van Waren, beeldstatistiek van Peter Alma, 1938.

Digitale editor

Naast beeldstatistieken maakte Alma ook grote wandschilderingen voor openbare gebouwen. De bekendste zijn misschien wel die in het in 1939 geopende Amstelstation. Na 1946 richtte hij zich volledig op zijn schilderwerk en verdween de statistiek uit beeld.

Sowieso daalde na de Tweede Wereldoorlog de interesse in Isotype. Deels kwam dat door de voortijdige dood van Neurath maar mogelijk speelden ook de linkse sympathieën van zijn volgelingen een rol. Een communistisch verleden en banden met de Sovjetunie waren tijdens de Koude Oorlog geen aanbeveling. Bovendien stelden nieuwe ideeën over het visualiseren van data de uitgangspunten van Isotype ter discussie. Het gevolg: in infographics, bewegwijzering en interfacedesign zijn iconen niet meer weg te denken maar in serieuze publicaties hebben ze plaats gemaakt voor abstracte kaarten, grafieken en diagrammen.

En dat is jammer. Want al is Isotype niet in alle gevallen de beste methode om data weer te geven, soms is een visualisatie in de stijl van Artnz of Alma wél de manier om de cijfers te laten spreken. Vandaar dat we het afscheid van Jeroen Slot hebben aangegrepen voor het maken van een serie die laat zien hoe Amsterdam is veranderd in de tijd dat hij werkte bij Onderzoek en Statistiek.

Sterker: met de bijbehorende digitale editor kan iedereen die dat wil zelf beeldstatistieken maken. Al was het maar als medicijn tegen deprimerende tabellen.

Maak zelf beeldstatistieken