Om deze verschillen beter te kunnen duiden kijken we naar de groep tussen 25 en 34 jaar. Uit eerder onderzoek bleek dat er in deze groep weinig verschillen zijn in arbeidsparticipatie tussen niet-westerse en autochtone jongvolwassenen. Dit geldt vooral voor de middelbaar- en hogeropgeleiden. Bij de lageropgeleiden zijn er nog wel verschillen in arbeidsparticipatie tussen niet-westerse en autochtone jongvolwassenen.Van de vrouwen tussen 25 en 34 jaar is 59 procent economisch zelfstandig. De meerderheid van de Surinaamse en Antilliaanse vrouwen (65 procent), en van vrouwen van autochtone (71 procent) en westerse allochtone (61 procent) herkomst is economisch zelfstandig. Bij vrouwen van Turkse en Marokkaanse herkomst is het 24 procent.

De meerderheid van de Turkse en Marokkaanse vrouwen in de leeftijd van 25-34 jaar werkt niet. Het opleidingsniveau van deze vrouwen speelt hierin een rol. Hoewel steeds meer Marokkaanse en Turkse meisjes naar het hoger onderwijs gaan, is het opleidingsniveau van deze groep gemiddeld nog altijd laag. Van de Turkse en Marokkaanse vrouwen in deze leeftijdsgroep is 31 procent middelbaar of hogeropgeleid. Van hen werkt 75 procent. De Turkse en Marokkaanse vrouwen die weinig opleiding hebben, werken vaak niet. Hier is een groot verschil met autochtone en Surinaamse/Antilliaanse laagopgeleide vrouwen, zij werken in deze leeftijdsgroep vaak wel.

1. bron: Enquete Beroepsbevolking 2007 en 2009. De definitie van economische zelfstandigheid is afgeleid van e-quality kenniscentrum voor emancipatie, gezin en diversiteit (www.e-quality.nl).
2. O+S. Hoogopgeleide niet-westerse jongeren succesvol op arbeidsmarkt, april 2010.