Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Gemeentelijke armoederegelingen verhogen koopkracht minima met 3 tot 10%

Het gebruik van de voorzieningen van het gemeentelijk armoedebeleid is in 2006 toegenomen. Het profijt van deze regelingen kan oplopen van 3 tot ruim 10% extra koopkracht. Het aantal Amsterdamse minimahuishoudens is in 2006 met 1,5% slechts licht gedaald ten opzichte van 2005. Driekwart van hen leeft al langer dan drie jaar in armoede. Nog steeds treft armoede gezinnen met jonge kinderen en van allochtone afkomst het zwaarste. Dit blijkt uit de Amsterdamse armoedemonitor 2006.In 2006 worden 73.470 Amsterdamse huishoudens gerekend tot de minimahuishoudens. In totaal gaat het om 141.538 Amsterdammers (19,3% van de bevolking). Dat betekent een afname van het aantal minimahuishoudens met 1.084 ondanks het optrekken van de inkomensgrens voor minimahuishoudens in 2006 van 105% naar 110% van het Wettelijke Sociaal Minimum (WSM). Deze daling komt geheel voor rekening van de eenpersoonshuishoudens. Het totaal aantal Amsterdammers dat in een minimum huishouden leeft is gedaald met 0,1%.Bij minimahuishoudens gaat het steeds minder om huishoudens met een bijstandsuitkering. Inmiddels bestaat de groep minima voor ruim een derde uit huishoudens met een ander inkomen dan bijstand of AOW. Hieronder bevinden zich dus ook werkende armen. Het aandeel langdurige minima neemt nog steeds toe. In 2003 leefde 65% van de minimahuishoudens 3 jaar of langer van een minimuminkomen. In 2006 gaat het om bijna driekwart (73,5%) van de minimahuishoudens. Desondanks is dit geen constante groep; van 2005 op 2006 hebben 14.343 huishoudens een inkomensstijging doorgemaakt waardoor ze niet meer tot de minima worden gerekend.

Koopkrachtverbetering

In de armoedemonitor 2006 zijn voor het eerst de financiële effecten van het gemeentelijk armoedebeleid op huishoudniveau in beeld gebracht. De regelingen betekenen een koopkrachtverbetering die varieert van 2,7% voor meerpersoonshuishoudens zonder kinderen die nog maar kort van een minimuminkomen leven tot 10,5% voor alleenstaande ouders die al 3 jaar of langer tot de minima behoren. Vooral de langdurige minima en daarbinnen de gezinnen met kinderen profiteren. Dit zijn groepen waar de gemeente zich de afgelopen jaren nadrukkelijk op heeft gericht. Wethouder Buyne: ‘Armoedebeleid is een van de speerpunten van het College. In dit succes zie ik nogmaals het bewijs dat er meer ruimte moet komen voor de gemeentelijke inkomenspolitiek.’

Jongeren

Het aantal Amsterdamse jongeren dat leeft in een minimahuishouden is met 109 licht gestegen en komt nu uit op 39.562. Dit betekent dat van alle Amsterdamse jongeren 29% opgroeit in een minimahuishouden. Het percentage verschilt sterk naar etniciteit: van 46% onder Marokkanen tot 13% van de jongeren uit autochtone huishoudens. Het College kiest in het armoedebeleid voor maatregelen die investeren in jongeren, zoals de Scholierenvergoeding en de PC-regeling.

Gemeentelijk armoedebeleid

De Gemeente Amsterdam heeft in 2006 55 miljoen euro uitgegeven aan het armoedebeleid. In 2006 maakte 91% van de minimahuishoudens gebruik van minimaal een van de gemeentelijke armoedevoorzieningen. Van de kwijtscheldingsregeling voor de gemeentebelasting maakte 84% van de rechthebbenden gebruik. De Stadspas bereikte ook dat percentage. Het gebruik van de Scholierenvergoeding haalde de 72%, die van de Langdurigheidstoeslag en de Knipkaart, twee voorzieningen voor langdurige minima, 66% en die van de Ziektekostenverzekering 62%. De gemeente streeft ernaar dat zoveel mogelijk minimahuishoudens gebruikmaken van de inkomensvoorzieningen waar zij recht op hebben. Zo benadert de gemeente doelgroepen gericht en pro-actief door bestandskoppeling. En is er hulp van de Formulierenbrigade bij het invullen van formulieren. Het streven is de bestandskoppeling uit te breiden, onder andere met bestanden van de Rijksbelastingdienst. Daarnaast zal de gemeente aansluiten bij huisbezoeken voor bewonersadviseurs.