Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Grote winst D66 en SP

Als er nu verkiezingen zouden worden gehouden voor de Tweede Kamer in Amsterdam, zouden de SP en in iets mindere mate D66 als grote winnaar uit de bus komen. Grote verliezer is de PvdA, die terugvalt van 35,3 procent in 2010 naar 22,3 procent. De PvdA blijft weliswaar de grootste partij, maar het verschil met de SP en D66 is niet zo groot meer. De SP benadert de uitslag van 2006 toen 18,5 procent van de Amsterdammers op deze partij stemde.

De nieuwe combinatie van Trots op Nederland en Hero Brinkman, DPK, slaat vooralsnog niet aan en haalt minder dan 0,5 procent van de stemmen in de stad. De ruimte voor (nieuwe) (protest)partijen lijkt te zijn ingenomen door PVV en SP. Ook 50PLUS is nauwelijks in beeld. De peiling bevestigt ook het beeld dat onlangs in meer algemene zin is afgeleid van de Nederlandse verkiezingsuitslagen van het afgelopen decennium.

De bewegelijkheid van kiezers is groot, maar vooral binnen een rechts en links blok van partijen, waarbij de omvang van de electorale middenpartij D66 kan variëren.Ruim tachtig procent van de ondervraagden geeft aan zeker te gaan stemmen. Het aantal kiezers dat nu zegt zijn keuze al met zekerheid te hebben bepaald is echter veel kleiner: 40 procent; de helft twijfelt nog tussen twee of drie partijen en 5 procent overweegt nog meer alternatieven.

Amsterdammers is ook gevraagd welke partij hun tweede voorkeur heeft. Dan blijkt dat voor PvdA-kiezers drie gelijkwaardige serieuze alternatieven bestaan: SP, D66 en GroenLinks (alle ruim 20 procent). Voor VVD-kiezers is vooral D66 (43 procent) en in mindere mate het CDA (20 procent) een alternatief. Voor SP-kiezers is dat de PvdA (40 procent) en GroenLinks (20 procent). Voor PVV-kiezers is overwegend de VVD een alternatief (55 procent), gevolgd door 50PLUS van Jan Nagel (20 procent). D66-kiezers kijken eerder naar links (PvdA, 33 procent en GroenLinks 22 procent), dan naar rechts (VVD 16 procent).

Ruim een derde van de Amsterdamse kiezers maakt zich ‘in sterke mate’ zorgen over de stabiliteit in de Nederlandse politiek. Als direct daarna gevraagd wordt of men voor of tegen een kiesdrempel van 5 procent is, blijkt 59 procent voor en 32 procent tegen. Van kiezers van de grotere partijen zijn VVD-kiezers het vaakst voor (80 procent) en GroenLinks-kiezers het minst vaak (40 procent).

Amsterdammers is gevraagd wie zij het liefst als premier zien. Het antwoord volgt, niet onverwacht, de partijvoorkeur van kiezers, al is opmerkelijk dat Pechtold met 20 procent als eerste eindigt en Samsom (15 procent) pas op plaats vier, achter Roemer (18 procent) en Rutte (16 procent); bijna een kwart van de kiezers heeft geen (uitgesproken) voorkeur. Het jongere deel van de kiezers is vooral gecharmeerd van Pechtold, het oudere deel van Roemer. Vrouwen hebben minder vaak een voorkeur voor Rutte en Samsom en veel vaker een voorkeur voor Sap. De helft van de Amsterdammers laat zich overigens helemaal niet leiden door de vraag welke partij (mogelijk) de grootste wordt en de beste papieren heeft om de premier te leveren; 9 procent, daarentegen, laat zich daardoor in sterke mate leiden.

Ongeveer de helft (51 procent) van de Amsterdamse kiezers noemt het ‘onwenselijk’ als de coalitie van het Lenteakkoord na de verkiezingen een regering vormt; 29 procent vindt dat juist wenselijk, de rest heeft geen uitgesproken mening.