Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

PvdA weer de grootste in Noord-Holland

De PvdA is de grote winnaar van de verkiezingen voor de Provinciale Staten 2003. De sociaal-democraten wonnen 7 procent en behaalden 26,6 procent van de stemmen, ruim 3 procent meer dan de VVD, de grootste verliezer van deze verkiezingen. De liberalen behaalden 23 procent van de stemmen, 6,2 procent minder dan in 1999. Het CDA won 2,1 procent en blijft, nu met 19 procent van de stemmen de derde partij in de provincie.

Bij de kleine partijen ter linkerzijde is het beeld wissend: fors verlies voor GroenLinks en De Groenen/Noord-Holland Anders en forse winst voor de SP. D66 bleef ongeveer gelijk.Opmerkelijk, ten slotte, is dat de leefbaarheidspartijen en de LPF, die in veel Noord-Hollandse gemeenten bij de Gemeenteraadsverkiezingen nog spectaculair wonnen, nu nauwelijks voet aan de grond hebben gekregen: samen behaalden ze minder dan 5 procent van de stemmen.

De groei van het CDA en de gezamenlijke winst van de linkse partijen, leiden ertoe dat na lange jaren van brede afspiegelingscolleges, eerst van VVD, CDA, PvdA en D66 en later zonder D66, in ieder geval getalsmatig een centrumlinks provinciebestuur weer tot de mogelijkheden behoort.

Amsterdam

De uitslag in Amsterdam komt in grote lijnen overeen met die in de provincie als geheel. Waren PvdA en VVD bij de Statenverkiezingen van 1999 nog ongeveer even groot, nu is de PvdA met 32,5 procent bijna twee keer zo groot als de VVD. GroenLinks, in 1999 met 20,7 procent niet veel kleiner dan de PvdA, verloor fors en eindigde op 15,6 procent. Fors verlies ook voor De Groenen/Noord-Holland Anders, die in 1999 dankzij een goede uitslag in Amsterdam hun intrede in de Staten deden. De partij ging van 4,7 procent terug naar 1,0 procent en verliest haar zetel.

Wie de uitslag vergelijkt met de verkiezingen voor de Tweede Kamer in Amsterdam, ziet dat zowel PvdA als CDA verliezen. Niet verwonderlijk aangezien deze partijen in een nek-aan-nekrace om het premierschap verwikkeld waren. Opmerkelijk is dat ter linkerzijde GroenLinks en in mindere mate D66 wel wisten te profiteren van de verminderde aantrekkingskracht van de PvdA, maar de SP nauwelijks. Aan de reeks van haast vanzelfsprekende verkiezingsoverwinningen, waarin de SP GroenLinks voorbij leek te streven, is een einde gekomen. Ten opzichte van de Kamerverkiezingen won de VVD 1,4 procent, terwijl de LPF 2,4 procent verloor.

De opkomst voor de verkiezingen lag met ruim 39 procent duidelijk hoger dan vier jaar geleden, toen ongeveer een derde van de kiesgerechtigden opkwam. Daarmee is een eind gekomen aan een lange reeks van dalende opkomst bij de Statenverkiezingen. In de jaren zeventig, net na de afschaffing van de opkomstplicht, kwam ongeveer tweederde naar de stembus - iets minder dan bij Kamerverkiezingen maar meer dan bij de Gemeenteraadsverkiezingen. Sinds het begin van de jaren tachtig ligt de opkomst bij de Statenverkiezingen steevast onder die bij Gemeenteraadsverkiezingen. Hoewel ook de verkiezingen voor de Provinciale Staten profiteren van de toegenomen aandacht voor de politiek, blijven kiezers de lokale en de landelijke verkiezingen veel belangrijker vinden.