Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Stemmen op allochtone kandidaten

Veel allochtone kandidaten stonden bij de laatste Tweede Kamerverkiezingen laag op de lijst van hun partij. Toch kregen zij gemiddeld meer voorkeurstemmen dan eveneens laag geplaatste autochtone kandidaten. Bovendien blijkt dat vooral Turkse herkomst veel voorkeurstemmen hebben behaald. Zij stonden gemiddeld lager op de lijst van hun partij dan kandidaten van Marokkaanse herkomst maar kregen ruim twee keer zo veel voorkeurstemmen. Dat duidt er op dat kandidaten van Turkse origine hun achterban beter hebben gemobiliseerd dan kandidaten van Marokkaanse origine.

Er stonden 14 kandidaten van Turkse herkomst op de lijst van de PvdA, VVD, CDA, SP, D66 en GroenLinks bij de Tweede Kamerverkiezingen van 12 september 2012. Zij kregen gezamenlijk 85.499 voorkeurstemmen; het aantal voorkeurstemmen op de 12 kandidaten van Marokkaanse herkomst bedroeg 41.676 voorkeurstemmen.De meeste voorkeurstemmen kreeg Tunahan Kuzu, nummer 27 op de lijst van de PvdA: op hem werden 23.067 stemmen uitgebracht. Dit is meer dan de voorkeurdrempel. Ahmed Marcouch, de kandidaat van Marokkaanse herkomst met de meeste voorkeurstemmen, kreeg er 13.289. Dit is des te meer opvallend omdat Marcouch mag rekenen op landelijke bekendheid en een hogere positie op de lijst, waardoor hij in principe meer stemmen had kunnen verwachten dan Kuzu.

Waar bevindt zich hun achterban? We hebben gekeken naar de verdeling van de voorkeurstemmen over de eigen woongemeente van kandidaten en de vier grote steden: Amsterdam, Rotterdam, Den Haag en Utrecht. Kandidaten van Turkse herkomst behaalden gemiddeld minder voorkeurstemmen in de eigen woonplaats dan kandidaten van Marokkaanse herkomst.

Enkele voorbeelden maken dit mechanisme inzichtelijk: Mustafa Amhaouch (CDA) haalde 54,4 procent van zijn stemmen in de eigen woongemeente Peel en Maas. Hij haalde in de vier grote steden tussen 0,6 en 1,9 procent van zijn stemmen binnen. Ook Salima Belhaj (D66) behaalde de helft van haar stemmen (48,8 procent) in haar eigen woongemeente Rotterdam en tussen 2,7 en 8,3 procent in de andere drie grote steden. Daarentegen kreeg de PvdA-kandidaat Selcuk Öztürk 7 procent van zijn stemmen in zijn woongemeente Roermond en tussen 3 en 7,8 procent in de vier grote steden. Ook Gökhan Coban (D66) haalde slechts 7,9 procent van zijn stemmen binnen zijn eigen woongemeente Veenendaal en in de vier grote steden tussen 3,5 en 10,2 procent.

Er waren een paar Amsterdamse kandidaten; zij hadden een landelijk gespreid netwerk (Arib, Marouch, Karabulut). Veel meer allochtone kandidaten zijn afkomstig uit Rotterdam. Hun electoraal succes in de havenstad verschilt echter sterk. Er stonden twee Rotterdamse kandidaten van Turkse origine op de PvdA-lijst en twee op de CDA-lijst. De PvdA’er Tunahan Kuzu haalde ruim 5.000 voorkeurstemmen in zijn woonplaats Rotterdam, terwijl zijn partijgenote en medestadbewoner Nurten Karisli er 940 behaalde. Zij kreeg relatief minder voorkeurstemmen uit Rotterdam en Amsterdam dan Kuzu, en meer uit Den Haag. Dat duidt er op dat beide kandidaten andere netwerken aanspreken. Hetzelfde geldt voor de Rotterdammers Öztüre en Yazir die allebei op de CDA-lijst stonden. Yazir haalde veel meer stemmen uit Amsterdam dan Öztüre, die een veel grotere achterban had in hun beider woonplaats. Beide voorbeelden maken duidelijk dat er geen vanzelfsprekend verband bestaat tussen de aanwezigheid van een etnische gemeenschap in een gemeente en de achterban van een kandidaat van dezelfde herkomst in dezelfde gemeente. Het succes van kandidaten hangt af van hoe actief zij campagne hebben gevoerd, waar zij netwerken hebben en wie zij aanspreken.