Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Welzijn en participatie van Amsterdamse ouderen

Het welzijnsniveau van Amsterdamse ouderen is lager dan het gemiddelde in de stad. Vooral het welzijn van de oudste groep van 75 jaar en ouder is slechter. Daarnaast is ruim een op de vijf Amsterdamse ouderen sterk sociaal geïsoleerd en onder bepaalde groepen is dat aandeel nog veel hoger. Zo is dit aandeel onder ouderen met maximaal een mbo-1-opleiding 32 procent. Juist onder deze groepen blijkt de participatie ook laag te zijn.

Naar verwachting neemt het aantal Amsterdammers van 65 jaar en ouder toe van 126.500 op 1 januari 2024 naar 190.000 in 2050. De samenstelling van de groep ouderen in Amsterdam zal veranderen, net zoals hun gemiddelde sociaaleconomische status en daarmee hun welzijn. Hoe gaat het nu met de ouderen in de stad op terreinen als het welzijnsniveau, sociale relaties, mantelzorg en participatie?

Welzijn van Amsterdamse ouderen

Naarmate mensen ouder worden, kan hun welzijn afnemen door gezondheidsproblemen, sociale isolatie en verminderde participatie in de samenleving. Het welzijn van Amsterdammers kan op verschillende manieren worden uitgedrukt. De Standaard Leefsituatie-index beschrijft met één cijfer het niveau van welzijn op basis van gegevens over de participatie en leefsituatie. De Leefsituatie-index is opgebouwd uit acht domeinen. De hoogte van deze index hangt sterk samen met iemands leeftijd. Oudere Amsterdammers hebben gemiddeld genomen een ongunstigere leefsituatie dan jongere Amsterdammers.

De sociaaleconomische positie heeft grote invloed op het welzijn. Ouderen met een laag inkomen en ouderen met maximaal een mbo-1-opleiding hebben een relatief laag welzijnsniveau. Ook ligt het niveau van welzijn lager onder ouderen met een migratieachtergrond en alleenwonenden.

Het welzijnsniveau kan ook worden bepaald door te vragen in hoeverre iemand zichzelf een gelukkig mens vindt. Twee derde van de Amsterdammers van 65 jaar en ouder vindt zichzelf een gelukkig mens. Dat is even vaak als volwassen inwoners gemiddeld, terwijl de Leefsituatie-index van de ouderen lager is. Amsterdammers boven de 75 jaar voelen zich wel minder gelukkig. Daarnaast valt op dat onder ouderen de gemiddelde Leefsituatie-indices van vrouwen en mannen nagenoeg gelijk zijn, terwijl vrouwen zich beduidend minder gelukkig voelen.

Sociaal isolement

Sociale relaties zijn erg belangrijk voor het welzijn van mensen. Bij de Leefsituatie-index meten we dit door de mate van sociaal isolement te bepalen. Sociaal isolement is het ontbreken van ondersteunende relaties in het persoonlijke leven. Het gaat om persoonlijke relaties met familie, vrienden en bekenden waar mensen in geval van nood op terug kunnen vallen. 21 procent van de 65-plussers is sterk sociaal geïsoleerd. Dat is iets vaker dan gemiddeld in de stad. Een aantal groepen is vaker sociaal geïsoleerd. Zo zijn ouderen met maximaal een mbo-1 opleiding en ouderen die alleen wonen relatief vaak sociaal geïsoleerd.

Ouderen participeren in de maatschappij door vrijwilligerswerk te doen, sociale contacten te onderhouden of mantelzorg te geven. Amsterdammers van 65 jaar en ouder doen ongeveer even vaak vrijwilligerswerk als gemiddeld in Amsterdam. Het zijn vooral de ouderen tussen 65 en 74 jaar die dit doen. 75-plussers doen dit minder vaak. 65-plussers doen relatief vaak vrijwilligerswerk voor buren, ouderen of gehandicaptenhulp en voor een toneel-, muziek- of zangvereniging.

Vergeleken met de rest van Nederland doen Amsterdamse ouderen minder vaak vrijwilligerswerk. 39 procent van de Amsterdamse inwoners tussen de 65 en 75 jaar doet vrijwilligerswerk. Van de Nederlanders in dezelfde leeftijdscategorie doet 48 procent dat volgens het CBS.

Amsterdamse ouderen hebben vaker dan de gemiddelde Amsterdammer wekelijks contact met hun buren. Aan de andere kant hebben zij minder vaak wekelijks contact met vrienden. Het zijn vooral de 75-plussers die dat contact minder hebben. Volgens het CBS hebben Amsterdamse 65-plussers minder vaak sociale contacten dan 65-plussers landelijk.

Ook bij participatie speelt de sociaaleconomische positie een rol. Ouderen met een hbo- of wo-opleiding doen vaker vrijwilligerswerk dan ouderen met maximaal een mbo-1-opleiding. Ook hebben zij vaker contact met buren en vrienden. Aan de andere kant hebben ouderen met maximaal een mbo-1-opleiding vaker contact met familieleden. Ouderen met een laag inkomen doen minder vaak vrijwilligerswerk en hebben minder vaak sociale contacten dan ouderen met een hoog inkomen.

Volgens de GGD verleende 14 procent van de 65-plussers in 2022 structureel mantelzorg. Dat wil zeggen dat zij drie maanden of langer en/of minimaal acht uur per week zorg verlenen. Van de 65- t/m 74-jarigen doet 15 procent dat. Onder de 75-plussers is dat 12 procent. Oudere Amsterdammers verlenen vaker mantelzorg dan volwassen inwoners gemiddeld in de stad. Van alle volwassen Amsterdammers verleent 10 procent mantelzorg.

Investeren in de participatie van vitale ouderen

Het SCP benadrukt dat het belangrijk is dat ouderen betekenisvol blijven deelnemen aan de samenleving. Participatie neemt snel af na de leeftijd van 75 jaar. Dit zien we ook terug in de cijfers voor Amsterdam. Een meer gevarieerd aanbod van zingevende activiteiten in de wijken en de toegankelijkheid van voorzieningen kan daaraan bijdragen. Deze investering leidt mogelijk tot een hoger welzijn van de ouderen en kan ervoor zorgen dat ouderen minder snel in de hulpbehoevende levensfase komen.