Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

WOZ-waarde woningen gedaald

Vanwege de kredietcrisis zijn de koopprijzen van de woningen gedaald. Deze prijsdaling komt ook tot uitdrukking in de WOZ-waarde, die is gebaseerd op marktontwikkelingen. De meeste huiseigenaren hebben inmiddels een waardebeschikking van de Dienst Belastingen en een aanslag voor de onroerende zaak belasting ontvangen en de meesten zullen constateren dat de waarde van hun woning gedaald is.

De WOZ-waarde in de waardebeschikking van de woningen loopt altijd een jaar achter en is nu gebaseerd op het prijspeil van 1 januari 2010. 1) Veel mensen zullen hun aanslag van vorig jaar erbij pakken en constateren dat de WOZ-waarde inderdaad gedaald is. In geheel Amsterdam was de gemiddelde waardedaling 5,4 procent.

Vooral waardedaling in stadsdelen Zuid en Centrum

Op Slotermeer na is in geheel Amsterdam de WOZ-waarde gedaald maar de daling verschilt nogal per gebied. Over het algemeen was buiten de ring A10 en in stadsdeel Noord de waardedaling minder groot dan binnen de ring. Maar binnen de ring A10 zijn er grote verschillen. Ten westen van de Kostverlorenvaart in de voormalige stadsdelen Bos en Lommer en de Baarsjes was de daling veel minder dan gemiddeld, hetgeen ook geldt voor het voormalige stadsdeel Westerpark. Verder de Singelgracht volgend was de waardedaling in het voormalige stadsdeel Oud-West juist meer dan gemiddeld en in de gebieden rond het Vondelpark was de waardedaling het grootst, hier daalde de WOZ-waarde ongeveer 10 procent. Elders in stadsdeel Zuid daalde WOZ-waarde ook sterk in de Rivierenbuurt.

In stadsdeel Oost was de waardedaling behalve in de Weesperzijde, Betondorp en het Oostelijk Havengebied lager dan het Amsterdamse gemiddelde. In stadsdeel Centrum was in de Oostelijke delen de waardedaling veel meer dan gemiddeld, evenals in de Jordaan en de Westelijke Grachtengordel. In de andere delen van stadsdeel Centrum was de waardedaling minder groot maar wel meer dan het Amsterdamse gemiddelde, alleen in de Burgwallen Oude Zijde was de waardedaling minder dan gemiddeld. Een relatie met het 1012-project is niet goed te leggen omdat het hier over het tijdvak 2009-2010 gaat, toen het project nog in de opstartfase was. De geringe waardestijging in Slotermeer lijkt samen te hangen met de verkoop van een ander type woningen. Rond 1 januari 2009 werden hier – met name door woningbouwverenigingen – veel kleine, goedkope woningen verkocht, rond 1 januari 2010 meer grotere, iets duurdere woningen.

In Amsterdam is de WOZ-waarde sterker gedaald

In Nederland is de WOZ-waarde van de woningen tussen 1 januari 2010 en 1 januari 2011 met 2,3 procent gedaald. In 5 gemeenten was de waardedaling nog meer dan in Amsterdam met Bergen (Limburg) Limburg als sterkste daler (-7 procent).

Over het algemeen was de daling van de WOZ-waarde geringer in meer perifeer gelegen gemeenten; in sommige van deze gemeenten steeg de WOZ-waarde zelfs (in bescheiden mate). Amsterdam is de enige grote stad waar de WOZ-waarde heel sterk is gedaald, in de andere grote steden was de waardedaling veel geringer, alleen Arnhem komt met een daling van 4,5 procent in de buurt. In de omgeving van Amsterdam was in de meeste gemeenten de waardedaling ook geringer. In Purmerend steeg de gemiddelde WOZ-waarde zelfs met 1 procent. Net als in periodes dat de WOZ-waarde steeg heeft de gemeente Amsterdam er ook in 2011 voor gekozen dat de opbrengst van de aanslag WOZ-waarde gelijk dient te zijn aan die van voorgaande jaren. Daarom ligt het tarief van de aanslag WOZ-waarde in 2011 iets hoger dan in 2010 (0,05589 procent van de waarde van de woning). Het bedrag van de aanslag onroerende zaak belasting zal dus ongeveer even hoog zijn als in 2010. Het tarief voor de onroerend goed belasting is in Amsterdam overigens het laagst van de 37 grootste Nederlandse gemeenten, in Nijmegen is het tarief met 0,1774 procent het hoogst.

  1. Voor de waardebepaling moet de Dienst Belastingen de waardepeildatum van 1 januari 2010 gebruiken conform artikel 18, 2e lid van de Wet WOZ: “De waardepeildatum ligt één jaar voor het begin van het kalenderjaar waarvoor de waarde wordt vastgesteld”.