Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Draagvlak Energietransitie, tweede meting

In opdracht van Ruimte en Duurzaamheid heeft OIS een surveyonderzoek uitgevoerd onder Amsterdammers over hun kennis, houding en gedrag ten aanzien van de energietransitie.

Inleiding

In opdracht van Ruimte en Duurzaamheid heeft OIS een surveyonderzoek uitgevoerd in september 2020 onder Amsterdammers over hun kennis, houding en gedrag ten aanzien van de energietransitie. Dit is een vervolgmeting op eerder onderzoek in 2019. Aan het onderzoek in 2020 hebben 1.320 panelleden en 371 face to face geïnterviewde personen deelgenomen. Op de dataset is een weging toegepast op basis van de kenmerken leeftijd, opleidingsniveau en migratieachtergrond om ervoor te zorgen dat het onderzoek een representatief beeld geeft van het draagvlak van Amsterdammers voor de energietransitie. Er is rekening gehouden met streefaantallen respondenten per stadsdeel (in het online en face-to-face gedeelte) om ook uitspraken over draagvlak per stadsdeel te kunnen geven.

Resultaten en conclusies

Kennis

Zon en wind worden door minimaal 85 procent van de respondenten als duurzaam gezien; waterkracht en warmte uit de aarde door minimaal 64 procent. Bijna de helft van de ondervraagden beschouwt restwarmte van het afvalbedrijf of de industrie als duurzaam. Andere energiebronnen zoals biomassa, stadswarmte en kernenergie worden door een minderheid als duurzaam aangemerkt. Ten opzichte van de vorige meting wordt vooral biomassa minder vaak als duurzame bron beschouwd: een afname van 36 procent naar 13 procent.

Amsterdammers schatten hun kennisniveau ongeveer hetzelfde in als een jaar eerder. In 2020 geeft 28 procent van de ondervraagden aan weinig tot geen kennis te hebben over het onderwerp duurzame energie; in 2019 was dit 25 procent. Bijna de helft (46 procent) geeft wel aan kennis te hebben, tegen 50 procent bij de vorige meting. Het kennisniveau verschilt naar opleiding, leeftijd en stadsdeel. Hoger opgeleiden, Amsterdammers van 35-49 jaar en bewoners van Centrum en West hebben vaker wel kennis. Lager opgeleiden en jongeren tot 35 jaar geven vaker dan gemiddeld aan geen kennis te hebben.

Houding

Het draagvlak voor de overstap naar duurzame energie is op dit moment groot, en grotendeels onveranderd sinds de vorige meting. Ruim driekwart van de respondenten vindt de overstap naar duurzame energie een goede zaak en twee derde geeft aan te vinden dat iedereen in de maatschappij verantwoordelijk is voor de overstap en ook zelf daaraan te zullen moeten bijdragen. Een minderheid van 13 procent geeft aan niets te maken te willen hebben met de energietransitie. Het draagvlak neemt gemiddeld genomen toe met opleidingsniveau en af met leeftijd. Ook zijn bewoners in Centrum vaker positief over duurzame energie en bewoners in Noord vaker negatief.

Er is wel een verschil tussen wat men vindt en in hoeverre men er actief iets aan doet: een derde draagt zelf actief bij aan de overstap naar duurzame energie en ruim een kwart probeert anderen mee te krijgen. Hoger opgeleiden en bewoners van Centrum en West zijn vaker actief, evenals Amsterdammers tussen 35 en 49 jaar.

De houding van Amsterdammer ten aanzien van duurzame energie is het afgelopen jaar grotendeels onveranderd. Voor 68 procent is de houding hetzelfde gebleven, terwijl 21 procent van de respondenten positiever tegen duurzame energie is gaan aankijken en 9 procent negatiever. Van de respondenten vindt 60 procent het positief of zeer positief dat Nederland (en Amsterdam) van het aardgas af gaat. Ook vindt de meerderheid (54 procent) van de respondenten het positief of zeer positief dat Amsterdam in 2040 van het aardgas af gaat. Er is dus iets minder draagvlak dat Amsterdam in 2040 aardgasvrij is dan in 2050. Gemiddeld genomen zijn hoger opgeleiden en bewoners van Centrum, West en Zuidoost positiever over aardgasvrij. Amsterdammers ouder dan 50-jaar zijn minder vaak positief.

Gedrag

Een kwart van de respondenten heeft plannen om in de komende 12 maanden duurzame maatregelen te nemen. De twee populairste maatregelen zijn spaar- / ledlampen en zonnepanelen. In 2019 had nog 37 procent plannen voor duurzame maatregelen. De helft van de respondenten ziet obstakels bij het nemen van duurzame maatregelen. Als obstakels worden vooral kosten of bemoeilijking door een VVE of verhuurder genoemd.

Of mensen van plan zijn maatregelen te nemen, en welke dat zijn, hangt mede af van welke maatregelen eerder zijn genomen/uitgevoerd in de woning. Bij een grote meerderheid van 88 procent zijn eerder duurzame maatregelen genomen. In meer dan de helft van de gevallen zijn deze maatregelen geheel of gedeeltelijk genomen voordat men er ging wonen.

Respondenten is gevraagd of vanwege de coronacrisis duurzame maatregelen in de woning uitgesteld of niet meer genomen gaan worden. Dit is bij een minderheid van 13 procent het geval. Daar staat tegenover dat 40 procent de maatregelen niet uitstelt en ruim een derde van de respondenten al niet van plan was om duurzame maatregelen te nemen. Vooral hoger opgeleiden stellen maatregelen vaker niet uit vanwege de coronacrisis. Maatregelen die relatief vaak worden uitgesteld zijn zonnepanelen, van het gas af gaan en elektrisch koken.

Driekwart van de respondenten geeft aan niet versneld duurzame maatregelen te gaan nemen vanwege de coronacrisis.

Enablers: wat wordt van de gemeente verwacht?

Een aanzienlijke groep verwacht hulp van de gemeente bij de financiering of de keuze van maatregelen. De enablers waar de meeste behoefte aan is zijn bijdragen aan de kosten (59 procent), informatie over subsidiemogelijkheden (59 procent), vrijheid geven om zelf keuzes te maken bij het nemen van duurzame maatregelen (49 procent) en advies welke duurzame maatregel het beste is voor de respondent (46 procent).

Weinig mensen vinden de gemeentelijke communicatie goed (6 procent) en een derde vindt deze slecht. De grootste groep is neutraal (38 procent). Meer dan de helft van de respondenten (56 procent) wil via een website geïnformeerd worden. Een derde (33 procent) wil met een nieuwsbrief van de gemeente benaderd worden. Daarna volgen social media posts (26 procent), huis-aan-huis bladen (21 procent) en persoonlijk contact via een energiecoach (21 procent).

Qua inhoud van communicatiemiddelen is vooral behoefte aan praktische tips, op maat voor de woning, en geen juichverhalen.

Contactgegevens