Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Welke factoren spelen een rol bij onderadvisering in het basisonderwijs?

Om het niveau van vervolgonderwijs te bepalen zijn twee onafhankelijke indicaties beschikbaar: het advies van de basisschool en de eindscore op de Cito-toets. Indien het advies en de Cito-score met elkaar matchen, is er sprake van een passend advies. Als het advies echter lager is dan op basis van de Cito-score van de leerling verwacht kon worden, kan men spreken van ‘onderadvisering’. In het omgekeerde geval, het advies is juist hoger dan verwacht, spreekt men van ‘overadvisering’. Deze factsheet gaat in op de vraag welke factoren een rol spelen bij onderadvisering in het basisonderwijs.

Deze factsheet laat zien dat 3 procent van de Amsterdamse leerlingen wordt ondergeadviseerd in schooljaar 2008/09 en 23 procent overgeadviseerd. Leerlingen in een achterstandpositie blijken vaker ondergeadviseerd te worden. Dat geldt zowel voor allochtone als voor autochtone scholieren met een achterstandspositie. Autochtone jongeren met een achterstand worden 1,9 keer zo vaak ondergeadviseerd als autochtone jongeren zonder een achterstand, allochtone jongeren met een achterstand 1,5 keer zo vaak. Allochtone scholieren zonder achterstandspositie worden niet significant vaker ondergeadviseerd. Onderadvisering wordt dus niet veroorzaakt door herkomst, maar door de sociaal economische positie van de scholier.

Factoren van invloed op het schooladvies

Belangrijk om hierbij op te merken is dat de prestaties van de leerling (gebaseerd op Cito-score) veruit de beste voorspeller is van het schooladvies: 70 procent van het advies wordt bepaald door de hoogte van de Cito-score. De herkomst en sociaal economische positie van de leerling zijn gezamenlijk maar voor 2 procent van invloed op het schooladvies. Ook schoolkenmerken, zoals de gemiddelde Cito-score en het aandeel niet-westerse allochtone leerlingen spelen slechts een beperkte rol.In dit onderzoek is de aandacht vooral uitgegaan naar de vraag in welke mate onderadvisering zich in het Amsterdamse onderwijs voordoet en bij welke groepen.De vraag hoe onder- en overadvisering de schoolcarrière van een kind beïnvloedt, is niet aan de orde geweest. Nader onderzoek, waarin het verdere verloop van de onderwijsloopbaan van (over- dan wel ondergeadviseerde) leerlingen betrokken wordt, zou hier meer inzicht in kunnen bieden.