Werkende minima in Amsterdam 2019
- Publicatie
- 25 november 2019
Van alle Amsterdamse huishoudens met werk in loondienst als belangrijkste bron van inkomen behoort in 2016 4 procent tot de minima. Minimahuishoudens leven van een laag inkomen (tot 120 procent van het wettelijk sociaal minimum) en hebben weinig vermogen (tot de bijstandsnorm). Van de huishoudens die leven van een eigen bedrijf is datzelfde jaar 12 procent minima.

Het armoedepercentage onder werkenden ligt hiermee lager dan gemiddeld in Amsterdam (18 procent) en ook in absolute zin is de groep werkende minima kleiner dan de groep minimahuishoudens met een bijstandsuitkering of een pensioen. Het bereik van minimavoorzieningen onder werkende minimahuishoudens ligt relatief laag en dit maakt deze huishoudens mogelijk tot een extra kwetsbare groep.
Onderzoek naar werkende minima door OIS laat zien dat het lage voorzieningenbereik mogelijk verband houdt met de schommelende inkomens- en arbeidssituatie van veel werkende minimahuishoudens. Voor dit onderzoek zijn inkomens- en vermogensgegevens van het CBS gebruikt: voorlopige cijfers voor 2016, en definitieve cijfers voor de periode 2011-2015. De onderzoeksresultaten zijn gepubliceerd in het rapport ‘Werkende minima in Amsterdam – Achtergrondkenmerken, arbeidssituatie en inkomstenbronnen naast werk.’ Het onderzoek is uitgevoerd n opdracht van Werk, Participatie en Inkomen (WPI).
Werkende minima vaak jong en relatief kort arm
De samenstelling van de werkende minima verschilt op een aantal punten van die van de hele groep minima in Amsterdam. Zo heeft een groot deel van de werkende minimahuishoudens een (zeer) laag inkomen: onder het wettelijk sociaal minimum. Wel zijn werkende minima vaak relatief kort arm. Ongeveer de helft van de werkende minimahuishoudens in 2016 behoorde in 2015 nog niet tot de minima. Dit patroon houdt verband met de lage bereikcijfers: huishoudens die langer in armoede leven worden gemiddeld beter bereikt dan huishoudens die kortdurend tot de minima behoren. Verder valt op dat minimahuishoudens met werk als belangrijkste inkomensbron vaak een jonge hoofdkostwinner hebben. Ruim 40 procent (eigen bedrijf) tot 50 procent (loondienst) is jonger dan 35 jaar.
Minima in loondienst werken vaak parttime
Amsterdamse minima met werk in loondienst zijn het vaakst werkzaam in de horeca, als uitzendkracht of binnen de dienstverlening. Het merendeel werkt parttime en ongeveer de helft werkt minder dan 20 uur per week. De meeste minima met werk in loondienst waren alle twaalf maanden van 2016 werkzaam, al fluctueert bij een deel van hen wel het aantal arbeidsuren gedurende het jaar.
Ook op langere termijn heeft een deel van de minima te maken met een veranderlijke arbeidssituatie. Het bereik van de minimavoorzieningen is hoger onder huishoudens met een stabiele arbeidssituatie dan onder huishoudens met een schommelende arbeidssituatie. Deze bevinding komt overeen met het beeld dat een schommelend inkomen de aanvraag van voorzieningen bemoeilijkt.
Werkende minima blijven kwetsbaar
Armoede onder werkenden strookt niet met het idee dat werk lonend zou moeten zijn. Een deel van de werkende minima in Amsterdam is echter relatief jong en het merendeel behoort kortdurend tot de minima. Waarschijnlijk bestaat een deel van deze groep uit mensen aan het begin van hun loopbaan, met perspectief op inkomensverbetering. Uiteraard zullen individuele situaties echter sterk verschillen. Ook is op basis van dit onderzoek niet bekend met welke andere belemmerende factoren werkende minimahuishoudens mogelijk nog meer te maken hebben (bijvoorbeeld gezondheidsproblemen of schulden). Mogelijk kiest een deel van de werkende minimahuishoudens er bewust voor om geen gebruik te maken van beschikbare voorzieningen. Een schommelende inkomenssituatie kan het aanvragen van minimavoorzieningen echter ook onaantrekkelijk maken. Een laag inkomen gecombineerd met weinig vermogen blijft hiermee een kwetsbare positie, zeker in combinatie met een onstabiele arbeidssituatie.