Arbeidsparticipatie stijgt, vooral onder 55-plussers
- Feiko de Grip, Isabel Orlemans
- 1 mei 2025
Net als de voorgaande twee jaar was het aandeel Amsterdammers met betaald werk hoog in 2024. Er was zelfs een lichte stijging. Deze groei was het sterkst onder inwoners van 55 jaar en ouder, al is het aandeel met betaald werk in deze leeftijdsgroep nog altijd kleiner dan in jongere groepen. Dat blijkt uit nieuwe cijfers over de arbeidsmarktsituatie van Amsterdammers die O&S op de Dag van de Arbeid publiceert.

In 2024 hadden 551.000 inwoners van de gemeente Amsterdam betaald werk voor minstens een uur per week. Dit komt neer op 73,4 procent van alle 15- tot 75-jarige inwoners. Hiermee is de arbeidsparticipatie voor het derde jaar op rij historisch hoog. Daarnaast is het aandeel werkenden vergeleken met 2023 licht toegenomen. Een deel van de Amsterdammers die eerst niet werkten en ook niet op zoek waren naar werk (de niet-beroepsbevolking) gingen afgelopen jaar aan het werk. Daarnaast hebben veel mensen die naar Amsterdam verhuisden werk.
Het aandeel werkenden nam in 2024 in Amsterdam sterker toe dan landelijk, waar dit aandeel met 0,1 procentpunt groeide. Ook in Utrecht was de stijging sterker dan landelijk. In Rotterdam en Den Haag daalde de arbeidsparticipatie juist licht.
Net als in 2023 nam tegelijk met het aandeel werkenden ook de werkloosheid licht toe in Amsterdam, van 5,0 naar 5,1 procent. Werkloze inwoners hebben geen werk, maar zijn daar wel naar op zoek én zijn direct beschikbaar. We zien die stijging vooral onder 27- tot 45-jarige Amsterdammers en hbo- en universitair opgeleide inwoners. Ook landelijk en in de andere G4-steden steeg de werkloosheid licht.
Arbeidsparticipatie van inwoners ouder dan 55 gestegen
In het afgelopen jaar is de arbeidsparticipatie onder 55- tot 65-jarige Amsterdammers relatief sterk gestegen tot 64,5 procent in 2024. Het aandeel werkenden in deze leeftijdsgroep neemt al sinds de coronacrisis toe. Was in 2019 nog 60,7 procent van de 55- tot 65-jarige inwoners aan het werk, in 2023 was dit toegenomen tot 63,4 procent. In deze groep werkte 69 procent van de mannen en 60 procent van de vrouwen.
Ook onder Amsterdammers van 65 jaar en ouder neemt het aandeel werkenden al jaren gestaag toe. Dat komt vooral door de stapsgewijze verhoging van de pensioenleeftijd. In het afgelopen jaar nam de arbeidsparticipatie toe van 16,7 naar 17,4 procent. In 2019 was dit nog 15,4 procent. In 2024 werkte 20 procent van de mannen. Onder vrouwen was dit 15 procent.
Jeugdwerkloosheid stabiel op 9,4 procent
In 2024 woonden er in Amsterdam ongeveer 161.000 inwoners die tussen de 15 en 27 jaar oud zijn. Deze jongeren hebben sinds corona vaker betaald werk. In 2024 ging het om 72,6 procent. Vorig jaar daalde de arbeidsparticipatie in deze groep nog licht. Nu is dit weer terug op het hoge niveau van 2022. Landelijk nam het aandeel werkende jongeren in 2024 juist licht af volgens het CBS. Amsterdamse jongeren hebben nog wel minder vaak werk dan landelijk.
Vooral jongeren die geen onderwijs meer volgen, hebben vaker werk in 2024. Een op de drie jongeren volgt geen onderwijs meer en van hen heeft 82 procent betaald werk. In 2023 was dat nog 79 procent. Onder jongeren met een hbo- of universitair diploma die geen onderwijs meer volgen, steeg de arbeidsparticipatie het hardst, van 90 naar 93 procent. Van de onderwijsvolgende jongeren werkt 68 procent. Dit was in 2023 met 69 procent iets hoger.
De jeugdwerkloosheid bleef ongeveer gelijk en was in 2024 9,4 procent. In 2021, tijdens de coronacrisis, was dit nog 12,4 procent. In 2019, voor de crisis, ging het om 8,4 procent. Landelijk nam de jeugdwerkloosheid juist licht toe van 7,6 naar 8,0 procent.
Mbo-opgeleide inwoners vaker aan het werk
De arbeidsparticipatie van Amsterdammers met een mbo-2 t/m 4- of een havo-/vwo-diploma nam in 2024 toe van 70,8 naar 72,8 procent. Ook de jaren daarvoor was er een toename. Dit komt deels doordat jongeren die nog onderwijs volgen, op hbo of universitair niveau, vaker zijn gaan werken. Daarbij gaat het om bijbanen. Ook steeg de arbeidsparticipatie onder 55- tot 66-jarigen met dit opleidingsniveau sterk, van 58 naar 65 procent. Het aandeel werkenden bleef stabiel bij inwoners tussen de 27 en 54 jaar en onder mbo-opgeleide jongeren die niet meer naar school gaan.
Voor het eerst sinds de coronacrisis neemt de arbeidsparticipatie licht af onder Amsterdammers met een basisopleiding. Zij hebben alleen basisonderwijs of een vmbo-, havo/vwo-onderbouw- of mbo-1-opleiding gevolgd en afgerond. De arbeidsparticipatie nam vooral af bij jonge basisopgeleide inwoners die nog onderwijs volgen, zoals middelbare scholieren met een bijbaan.
Hogere arbeidsparticipatie onder eerste generatie migranten
De arbeidsparticipatie van Amsterdammers die niet in Nederland geboren zijn, de eerste generatie migranten, steeg voor het derde jaar op rij. In 2024 had 66,6 procent van hen betaald werk. Dat is wel nog duidelijk lager dan onder Amsterdammers zonder migratieachtergrond en met een tweede generatie migratieachtergrond. Tweede generatie migranten zijn zelf in Nederland geboren, maar hebben minimaal een ouder die in het buitenland geboren is. De arbeidsparticipatie van deze laatste twee groepen is sinds 2022 vrij stabiel.
Het werkloosheidspercentage onder tweede generatie migranten is voor het tweede jaar op rij licht toegenomen. In 2024 ging het om 7,0 procent. Deze stijging vond met name plaats onder jongeren. Onder eerste generatie migranten en mensen zonder migratieachtergrond is de werkloosheid sinds 2022 vrij stabiel.
Redenen om niet te werken
Een grote groep van 143.000 Amsterdammers werkt niet en is ook niet beschikbaar voor werk. Zij maken deel uit van de niet-beroepsbevolking. Het gaat om 16 procent van de mannen en 22 procent van de vrouwen. De belangrijkste redenen om niet op zoek te zijn naar werk zijn ziekte/arbeidsongeschiktheid (34 procent), pensioen/hoge leeftijd (27 procent), opleiding/studie (15 procent) en zorg voor gezin of huishouden (8 procent).
De redenen om niet te werken verschillen sterk tussen verschillende leeftijdsgroepen en tussen mannen en vrouwen. Zo is voor jongeren de focus op opleiding of studie de belangrijkste reden (82 procent). Voor Amsterdammers van 65 tot 75 jaar is dat dat ze de pensioenleeftijd bereikt hebben (69 procent). Voor de tussenliggende leeftijdsgroepen is ziekte of arbeidsongeschiktheid de belangrijkste reden, vooral voor de groep tussen 45 en 65 jaar (66 procent).
Vrouwen zijn veel vaker dan mannen niet aan het werk omdat ze zorgen voor hun gezin of het huishouden. Deze reden wordt het vaakst genoemd door vrouwen tussen 35 en 45 jaar (35 procent). Bij niet-werkende mannen in diezelfde leeftijdsgroep noemt 14 procent de zorg voor kinderen en huishouden als de reden om niet te werken. Zij noemen die reden wel vaker dan mannen landelijk.