Sport in cijfers, traag uit de startblokken
- 13 november 2019
De afdeling Onderzoek, Informatie en Statistiek en haar voorgangers verzamelen al sinds 1894 feiten en cijfers over de stad Amsterdam. Ook over sport.
1928, Olympisch Stadion Bron: Stadsarchief Amsterdam
Want men kan zeggen wat men wil: indruk maakt een dergelijk festijn zeker. Niet alleen omdat het Stadion gevuld was tot de uiterste uithoeken met een vreugdevolle gemeente van cosmopolitischen aard (…). Het was het geweldig schouwspel dat pakte, dat je even beet hield. Je kunt oud worden of vergrijsd, maar een dag als deze zal blijven voortleven in de herinnering.
Zo meldt de Maasbode van 29 juli 1928 over de Olympische Spelen in Amsterdam.
Begin vorige eeuw doet het statistisch bureau nog niet aan sport. In de gemeentelijke statistieken uit die tijd is het zoeken met een lantaarn naar getallen of grafieken die iets met sport te maken hebben. Voor de Eerste Wereldoorlog ligt de nadruk namelijk vooral op werk, armoede en woningbouw. En na de oorlog tot en met de beurskrach van 1929 en zelfs tot de Tweede Wereldoorlog is dat niet anders. Het Amsterdamse statistisch jaarboek van 1919 noemt alleen zwembaden. Maar of daarmee de sportlocatie of het badhuis wordt bedoeld is soms niet eens duidelijk.
In 1920-1921 is 61 hectare - nog geen half procent van het stedelijk grondgebied - in gebruik voor sport. In december 1927, het jaar voorafgaand aan de Olympische Spelen in Amsterdam, is die oppervlakte toegenomen tot 80,5 hectare. Verdere gegevens over sport zijn ook in 1939 nog schaars. Onder de noemer ‘Kaarten vermakelijkheden’ wordt een tipje van de sluier opgelicht. In 1939 zijn 834.120 kaartjes verkocht voor sportevenementen ‘inclusief ijsclubs’, waarvan 312.00 in de prijsklasse 11 tot 25 cent. Meer gegevens zijn niet beschikbaar.
Sport komt in beeld
Op 3 juli 1952 voert de Sportraad Amsterdam, als nieuw adviesorgaan van de gemeente, een eerste onderzoek uit onder 70.000 Amsterdamse sporters. Van de 31 sporten blijkt voetbal de grootste, met op de tweede plaats hengelsport en op de derde gymnastiek. Slechts 24 procent van de Amsterdammers die sporten bestaat uit vrouwen. Hun aandeel in sport is óók laag onder jongeren en nog lager na het huwelijk. Ook vindt de raad een direct verband tussen woonwijk en beoefende sport. Gevoetbald wordt er vooral in arbeiderswijken, terwijl tennis en hockey met name wordt gespeeld in Nieuw-Zuid (Zuid zonder de Pijp).
In 1954 volgt verder sociologisch onderzoek in opdracht van de Sportraad. Al in de inleiding wordt verbazing uitgesproken over de weinige aandacht die de gemeente heeft voor het verschijnsel sport, terwijl “… in Amsterdam alleen al naar schatting 100.000 personen actief sport beoefenen.” In dat getal zijn dus niet meegeteld alle mensen die sporten mogelijk maken, de beheerders van sportvelden en -hallen, en iedereen werkzaam in de industrie eromheen. En niet te vergeten de toeschouwers. In 1959 gaan er 148.000 betalende bezoekers naar sportevenementen, maar niet overal hoeft te worden betaald.
Per sport wordt op basis van lidmaatschap van verenigingen de achtergrond van de sporters in kaart gebracht. Zo komt 53 procent van alle voetballers uit ‘uitgesproken arbeiderswijken’ en is maar 9 procent ‘hogere employé’. Verder laten de cijfers zien dat voetbal (21.441) nog een exclusieve mannensport is, net als dammen (332), boksen (398), biljarten (1.565) en wielrennen (842). Vrouwen zijn alleen in de meerderheid bij gymnastiek (4.538), handbal (1.539) en softbal. Sterker: alle 149 Amsterdammers die softbal spelen zijn vrouw.
Vanaf de jaren zeventig en tachtig wordt dan toch langzaamaan werk gemaakt van sportstatistieken, maar het blijft nog summier. In het jaarboek over 1975 staat onder ‘Tentoonstellingen en evenementen in de Rai-hallen’, tussen de auto-expo en een concert van de Rolling Stones, de Hiswa (watersport), Jumping Amsterdam (paardensport), een schaaktoernooi en een tentoonstelling over sportvissen. Wel krijgen de cijfers over het aantal bezoeken aan sportaccommodaties en zwembaden in de jaren na 1975 dimensie doordat ze in een tijdreeks worden vergeleken met die van voorgaande jaren. En worden Amsterdamse cijfers vergeleken met landelijke. De vormgeving wordt vrijer. In het jaarboek 1986 verschijnt bijvoorbeeld een eigentijdse infographic over zwembadbezoek.
Begin deze eeuw komen er meer en meer nieuwe sportstatistieken over Amsterdam beschikbaar. Met grootschalige enquêtes voor de Staat van de Stad en vooral de Sportmonitor Amsterdam wordt het sportgedrag van Amsterdammers gedetailleerd in beeld gebracht.
Spinnend voorwaarts
Cijfers over sporten door Amsterdammers zijn tegenwoordig volop beschikbaar en informatiever. In april 2018 voldoet bijna de helft van de Amsterdammers van 5 t/m 80 jaar (47 procent) aan de beweegnorm. Voor jongeren tot 18 jaar betekent dit dat zij zeven dagen per week minimaal een uur actief zijn, voor volwassenen is dat vijf dagen per week minimaal een halfuur. Amsterdammers voldoen voor 44 procent aan de fitnorm: minimaal drie keer per week 20 minuten intensief bewegen. Zeven op de tien Amsterdammers (68 procent) sporten minimaal één keer per week, iets meer dan het landelijk gemiddelde (66 procent). Het verschil wordt in verband gebracht met leeftijd en opleidingsniveau.
Amsterdammers met een hoog opleidingsniveau sporten vaker dan Amsterdammers met een middelbaar of laag opleidingsniveau. De helft van de Amsterdammers sport in clubverband of bij een andere (commerciële) sportaanbieder. Ruim vier op de tien Amsterdammers sporten op eigen initiatief. Mannen en vrouwen doen in gelijke mate aan sport, maar hebben andere voorkeuren. Fitness, hardlopen, wandelsport en zwemsport zijn onder alle Amsterdammers populair. Voetbal en wielrennen pieken bij de mannen en yoga bij de vrouwen.
Sporten levert ook prijzen op. Het aantal medailles dat Amsterdamse sporters sinds 1900 – het jaar waarin zij voor het eerst aan de Olympische Spelen deelnemen – staat inmiddels op 90: 20 gouden, 31 zilveren en 39 bronzen medailles. Tel daar de lands- en andere titels van Ajax, hockeyclub Amsterdam, boksschool Albert Cuyp, sportschool Shakuriki Gym en tientallen andere clubs en verenigingen nog eens bij op. Plus de duizenden medailles van de dapperen die elk jaar de gracht in duiken voor de City Swim, die de Dam tot Dam of de Marathon van Amsterdam lopen of rolstoelen, of die deelnemen aan een ander sportspektakel. Kortom: Amsterdam is een sportstad. En nu ook in de statistieken.