Lunchsessie - Gezinnen: gaan ze weg of blijven ze?
- 1 april 2021
In deze tweede lunchsessie gaat Hester Booi in op de toename van het vertrek uit de stad gedurende de laatste jaren. Een opvallende groep vertrekkers zijn de gezinnen.
- Dinsdag 20 april 2021
- Staat van de stad lunchsessie
- Gezinnen in de stad: gaan ze weg of blijven ze
Amsterdam telt 74.000 stellen met kinderen, 16 procent van alle huishoudens in de stad. Dit aantal neemt toe, en deze toename is gelijk aan de huishoudensgroei in de stad. Het aandeel blijft dus gelijk. Maar deze groei van de gezinnen in de stad zit vooral bij de gezinnen met oudere kinderen. Volwassen kinderen blijven langer thuiswonen, mede doordat zij moeilijk aan eigen huisvesting kunnen komen. Het aantal gezinnen met jonge kinderen (oudste max. 5 jaar) is licht gegroeid.
Het zijn vooral deze jonge gezinnen die uit de stad vertrekken. Het jaarlijks vertrekpercentage van jonge kinderen (0-3 jaar) lag in de jaren ’90 op 6 procent, in 2019 was dit toegenomen tot 10 procent. De economische crisis, van 2009-2013, gaf een tijdelijke dip in het vertrek. Maar over een langere periode is er dus inderdaad sprake van een stijging.
De omvang en de samenstelling van deze jonge gezinnen zijn belangrijke schakels om deze groeiende uitstroom te verklaren. In Amsterdam wonen veel twintigers en dertigers en er ‘ontstaan’ daardoor veel gezinnen in de stad. Een deel van deze gezinnen vertrekt daarna. De groei van het aantal gezinnen dat in de stad gevormd wordt, zorgt op zichzelf al voor een groeiende uitstroom (in absolute aantallen). Deze jonge gezinnen die in de stad gevormd worden hebben in toenemende mate een hoog inkomen. En hoe hoger het inkomen, hoe groter de kans dat een gezin vertrekt. De kans dat een jong gezin met een laag inkomen naar de regio vertrekt ligt op 6 procent, dat van hoge inkomens op 15 procent. Zij hebben meer keus op de woningmarkt, en hebben daarom ook de mogelijkheid buiten Amsterdam te gaan wonen. Doordat jonge gezinnen in Amsterdam in toenemende mate een hoog inkomen hebben, neemt de vertrekkans toe.
Wanneer Amsterdammers naar de regio verhuizen, waar gaan ze dan heen? Ook dat is in de afgelopen decennia veranderd, als gevolg van de toename aan hoge inkomens in de stad. In de jaren ’90 waren Almere en Lelystad nog plekken waar relatief veel Amsterdammers heen gingen. Weinig Amsterdammers vertrokken naar de regio’s Zuid-Kennemerland (Haarlem en omgeving) en Gooi en Vechtstreek. In de afgelopen jaren ligt het totale vertrek van Amsterdammers naar de regio veel hoger, en deze toename zit voor een groot deel bij de regio’s Zuid-Kennemerland en Gooi en Vechtstreek. Het zijn vooral Amsterdammers met een hoog inkomen die naar deze delen van de regio verhuizen. Dit komt niet doordat het aanbod in de regio is veranderd. Van alle woningen die vrij komen in de regio werd in 2017-2018 14 procent betrokken door een huishouden in Amsterdam. In de periode 2005-2006 lag dit op 11 procent. Amsterdammers nemen dus een toenemend deel van het beschikbare aanbod in. In de regio’s Zuid-Kennemerland en Gooi en Vechtstreek was deze toename het grootst (van 7 procent naar respectievelijk 14 procent en 12 procent).
Er wordt vaak naar de woningprijzen gewezen als verklaring voor het vertrek van gezinnen uit de stad. Maar dat is niet de enige factor. Het beschikbare aanbod in termen van oppervlakte en eigendomsvorm spelen evengoed een rol. Het Amsterdamse woningaanbod bestaat voor een groot deel uit kleine woningen en uit woningen die verhuurd worden in de particuliere sector. Jonge gezinnen, en zeker zij met een hoger inkomen, zijn eerder op zoek naar een grotere woning en een woning om te kopen. Wanneer we deze middenklasse gezinnen voor de stad willen behouden, dan zijn er vooral meer grote woningen nodig.