Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Uitstroom uit de armoede blijkt in de helft van de gevallen duurzaam

Het aantal Amsterdammers met een laag inkomen en weinig vermogen daalt. Dit is vooral het gevolg van een verminderde instroom in de armoede. In- en uitstroom uit de groep minima is vaak het gevolg van een relatief kleine inkomensverandering: veel mensen die uitstromen hebben in het jaar na uitstroom alsnog een relatief laag inkomen. De helft van de uitstroom is duurzaam over een periode van ten minste vijf jaar. Dit blijkt uit de resultaten van de nieuwe editie van de Amsterdamse Armoedemonitor.

Aantal Amsterdamse minima daalt

In 2017 behoren ruim 113.000 Amsterdammers tot een minimahuishouden. Dit betekent dat zij een huishoudinkomen hebben tot 120 procent van het wettelijk sociaal minimum (WSM) en een huishoudvermogen tot de bijstandsnorm. Het aantal Amsterdamse minima daalt sinds 2014. Dit komt vooral doordat het aantal mensen dat minima wordt sinds 2014 jaarlijks afneemt. Dit wordt ook wel de instroom genoemd. Het aantal personen dat jaarlijks uitstroomt – zij behoren niet langer tot de minima – steeg tot 2014, maar daalde in 2015 en 2016.


Veel beweging rondom de armoedegrens
Zowel de in- als uitstroom van minima is meestal het gevolg van een verandering in het inkomen. In- of uitstroom als gevolg van bijvoorbeeld een verhuizing komt veel minder vaak voor. Veel mensen die uitstromen behouden ook na uitstroom een relatief laag inkomen. Van de Amsterdammers die van 2016 op 2017 uitstroomden heeft meer dan de helft in 2017 een huishoudinkomen tot 150 procent WSM. Een kleine verandering in het inkomen maakt dus dat zij in 2017 net niet meer tot de groep minima behoren. Een kleinere groep maakte een relatief grote inkomensstijging mee: 15 procent van de uitstromers heeft in 2017 een inkomen van 200 procent WSM of meer. Ter vergelijking, het gemiddelde besteedbare inkomen in Amsterdam in 2017 is gelijk aan 230 procent WSM, oftewel 39.000 euro.

Ook instroom in de armoede is in de meeste gevallen het gevolg van een kleine inkomensverandering. Een aanzienlijk deel van de Amsterdammers die van 2016 op 2017 minima werden had ook in 2016 al een relatief laag inkomen, zij het boven de armoedegrens. Slechts 19 procent van de instromers had in het voorgaande jaar een inkomen van 200 procent WSM of meer. Een soortgelijke dynamiek rondom de armoedegrens was in voorgaande jaren ook zichtbaar.

Helft van de uitstroom tussen 2011 en 2012 blijkt duurzaam
Om een beeld te krijgen van de uitstroom over een langere periode is gekeken naar de groep Amsterdammers die van 2011 op 2012 zijn uitgestroomd. Ruim een kwart van deze groep behoort in 2013 opnieuw tot de minima. Onder hen zijn vooral Amsterdammers die ook na uitstroom een relatief laag inkomen hadden (120 procent -150 procent WSM). Het aandeel mensen dat opnieuw instroomt in de armoede neemt elk opvolgende jaar af. Het risico om opnieuw onder de minimagrens te komen is dus vooral hoog in het eerste jaar na uitstroom. Overigens zijn er ook personen in deze groep die na instroom in de tussenliggende jaren weer uitstromen (en eventueel weer instromen).

Voor de helft van de groep blijkt de uitstroom duurzaam: zij behoren in de gehele periode van 2013 t/m 2017 niet meer tot de minima. We zien wel prominente verschillen in het aandeel duurzame uitstromers, bijvoorbeeld op basis van leeftijd en naar inkomensbron voorafgaand aan de uitstroom. Het aandeel duurzame uitstroom daalt naarmate leeftijd stijgt. Zo stroomt 70 procent van de 21-29 jarige uitstromers duurzaam uit, tegenover 35 procent voor de 50-59 jarigen. Van de uitstromers met voorafgaand aan de uitstroom een bijstandsuitkering stroomt 27 procent duurzaam uit; onder uitstromers met werk in loondienst is dit aandeel twee keer zo hoog.


Bovenstaande gegevens zijn afkomstig uit de Amsterdamse Armoedemonitor 2018. Hiervoor zijn inkomens- en vermogensgegevens van het CBS gebruikt: voorlopige cijfers voor 2017, en definitieve cijfers voor de periode 2011-2016. OIS brengt jaarlijks de Amsterdamse armoedemonitor uit op verzoek van Werk, Participatie en Inkomen (WPI). Het onderzoek naar duurzaamheid van de uitstroom is dit jaar voor het eerst uitgevoerd.