Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Wat vooraf gaat aan uitval op het MBO

Het ministerie van OCW heeft enkele jaren geleden de 'aanval op de uitval' geopend. Deze brede aanpak om voortijdig schoolverlaten terug te dringen is succesvol: het aantal leerlingen dat in 2009-2010 voortijdig is gestopt met school is gedaald naar 39.000, 3.000 minder dan het jaar daarvoor. Het streven is dat er in 2012 maximaal 35.000 nieuwe voortijdig schoolverlaters zijn.

Een belangrijk onderdeel van de aanpak is onderzoek naar de redenen van schooluitval. Er is al veel onderzoek gedaan dat deze redenen in kaart brengt en dat heeft geleid tot inzicht in motieven en argumenten om met school te stoppen. Hoewel deze onderzoeken veel concrete handvatten bieden, ontbrak het nog aan een analyse waarin het proces van schooluitval door direct betrokkenen wordt beschreven.

O+S heeft deze analyse in opdracht van het ministerie van OCW uitgevoerd. Om dieper in te kunnen gaan op de beweegredenen en omstandigheden die leiden tot schooluitval zijn voor het onderzoek 20 voortijdig schoolverlaters bestudeerd. Daarbij is een '360º perspectief' toegepast: naast de jongeren is ook gesproken met zoveel mogelijk betrokkenen in hun omgeving (ouders, scholen, leerplichtambtenaren en hulpverleners). Door hun verhalen naast elkaar te zetten, ontstond er een compleet beeld van het proces dat leidde tot de uitval. Waar raken de jongeren en hun omgeving elkaar kwijt en wat is er nodig om ervoor te zorgen dat ze naar school blijven gaan? Hieronder volgen enkele voorbeelden uit het onderzoek met bijbehorende aanbevelingen.

Signalen op de basisschool

Veel voortijdig schoolverlaters komen uit gezinnen waar iets aan de hand is. Dat kan een tijdelijk probleem zijn, maar in veel gevallen gaat het om meer structurele problemen (zieke of depressieve ouders, ouders met financiële problemen of een onaangename scheiding van de ouders). Deze kinderen missen structuur en motivatie van thuis en het is belangrijk dat de signalen vroeg worden opgepikt.* ‘Er waren periodes dat we voor mijn moeder moesten zorgen, omdat zij veel moest slapen. Bij mijn vader kon ik niet wonen, de afstand was te groot en de stroom werd soms afgesloten.’ (moeder is depressief en vader gebruikt harddrugs, red.) (meisje, 19 jaar).

*Aanbeveling: Signalen kunnen al eerder opgevangen worden, op alle plaatsen waar ouders met kinderen komen (school, OKC, schoolartsen, etc.).

Onrust in de puberteit

Bij de meeste ondervraagden begint het in het tweede of derde jaar van de middelbare school te haperen. Ze zijn dan vaak 13 of 14 jaar oud en beginnen met veelvuldig spijbelen en ‘moeilijk gedrag’ in de klas. De ouders komen daar pas laat achter en dan kan een jongere al uit het schoolritme zijn.*‘ In de tweede ging het mis, ze ging spijbelen. Vrij snel al hele weken. Ik had het niet door, want ik was aan het werk en ze is heel goed in smoesjes en briefjes maken en zo.’ (moeder van meisje van 19 jaar)

*Aanbeveling: De verzuimaanpak in het primair en voortgezet onderwijs is al aangescherpt en deze lijn moet worden voortgezet. Daarbij is de samenwerking met de keten van groot belang.

Verkeerde opleidingskeuze op het MBO

Jongeren noemen verkeerde opleidingskeuze vaak als belangrijkste reden voor schooluitval, maar daar ligt vaak meer aan ten grondslag. Sommigen hebben een verkeerd beeld van het vak, maar anderen vinden eigenlijk de opleiding te moeilijk of kunnen zich niet aan afspraken houden. Ook is voor sommige jongeren de stap van VO naar MBO te groot. *'Wij hadden een leerling die dacht in twee jaar een diploma (MBO 4) te halen. Ze had op een website gelezen dat dit kon. Maar ze had niet goed gelezen, want dat geldt alleen voor de volwassenen met een vooropleiding. Voor haar duurde de opleiding vier jaar en dat was een tegenvaller.' (mentor MBO Informatiedienstverlening)

*Aanbeveling: Op het MBO wordt al gewerkt aan passend onderwijs en binding met de school. Deze instrumenten moeten verder worden ontwikkeld. Daarbij kan onderzocht worden hoe het nog gerichter kan: de verwachting is dat de ondersteuning voor MBO 3 en 4 leerlingen toereikend is, maar dat die voor MBO 1 en 2 gerichter en daardoor efficiënter kan zijn.