Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Amsterdamse armoedemonitor 2020

De jaarlijkse Amsterdamse armoedemonitor dient twee doelen. Ten eerste beschrijft de monitor de minimapopulatie. Hiermee worden ontwikkelingen en nieuwe risico’s in kaart gebracht. Ten tweede biedt de monitor een overzicht van het bereik van de gemeentelijke minimaregelingen. De monitor is gebaseerd op gegevens uit het Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) van het CBS.

Inleiding

De jaarlijkse Amsterdamse armoedemonitor dient twee doelen. Ten eerste beschrijft de monitor de minimapopulatie. Hiermee worden ontwikkelingen en nieuwe risico’s in kaart gebracht. Ten tweede biedt de monitor een overzicht van het bereik van de gemeentelijke minimaregelingen. De monitor is gebaseerd op gegevens uit het Integraal Inkomens- en Vermogensonderzoek (IIV) van het CBS.

Voor deze editie is gebruik gemaakt van de IIV-gegevens over de periode 2011-2018 en de meest recent beschikbare gegevens: de voorlopige gegevens over 2019. Dat betekent dat deze editie van de Armoedemonitor de Amsterdamse situatie beschrijft vóór de coronacrisis. De IIV-cijfers over 2020 zullen eind 2021 beschikbaar zijn voor analyse. Het is duidelijk dat de coronacrisis een grote impact heeft gehad op het land en op Amsterdam, en dat de situatie die beschreven wordt in de huidige monitor er inmiddels anders uitziet. Om deze reden wordt er ook aandacht besteed aan gegevens en indicaties die recenter zijn dan 2019, zodat de uitkomsten van de huidige monitor meer context krijgen.

Resultaten

Verdere daling aantal minimahuishoudens in 2019, stijging verwacht in 2020

In 2019 behoort 16 procent van de Amsterdamse huishoudens tot de minima. In 2019 is het aantal (en percentage) minimahuishoudens in de stad gedaald ten opzichte van het jaar ervoor. Deze daling is een voorzetting van de daling die vanaf 2015 is ingezet. Ook het aantal en aandeel kinderen in minimahuishoudens daalt sinds 2015.

Waar we in de huidige monitor nog een verdere daling zien van het aantal minimahuishoudens ten opzichte van het jaar ervoor (66.684 in 2019 en 67.253 in 2018), wordt er verwacht dat de minimapopulatie als gevolg van de coronacrisis in 2020 met 10 procent is gestegen naar ruim 74.000 minimahuishoudens. Deze schatting is gebaseerd op de instroom in de bijstand in 2020, gegevens over de Tijdelijke overbruggingsregeling zelfstandig ondernemers (Tozo), en enquêtegegevens over zelfgerapporteerd inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum.

Inmiddels zijn er duidelijke tekenen van herstel van de Amsterdamse economie. Het aantal vacatures stijgt, de werkloosheid daalt weer en de instroom in de bijstand is gestabiliseerd. Daarmee lijkt het erop dat de coronacrisis een tijdelijke – zij het ingrijpende – verstoring vormt van eerdere, langdurende trends die in deze monitor worden beschreven. Toch betekent het niet dat we op gegeven moment teruggaan naar de situatie van vóór de pandemie. Sommige groepen blijken blijvend hard te zijn getroffen door de crisis. Want al daalt de werkloosheid, de instroom in de WW blijft hoger dan vóór de crisis. Daarnaast verstrekt de Voedselbank nog steeds veel meer pakketten dan voorheen. In de volgende editie van de Armoedemonitor zullen we de eerste conclusies kunnen trekken wat betreft de effecten op armoede in stad, en vooruitblikken op de langdurige impact van de coronacrisis.

Aantal minimahuishoudens in Amsterdam 2011-2019 en verwachte ontwikkeling in 2020

Grafiek met aantal minimahuishoudens in Amsterdam 2011-2019 en verwachte ontwikkeling in 2020

De schatting op basis van instroom bijstand en Tozo (in groen) en de schatting op basis van zelfgerapporteerd inkomen (in oranje strepen) komen nagenoeg gelijk uit op 73.800 en 73.700 minimahuishoudens in 2020.

Armoede stijgt onder kwetsbare groepen; nieuwe risicogroepen door coronacrisis

In de huidige monitor zien we dat het armoedepercentage hoger is onder bepaalde groepen en dat dit onder kwetsbare groepen de afgelopen jaren juist stijgt. Ten eerste zien we dat relatief veel ouderen tot de minima behoren (21 procent ten opzichte van 14 procent gemiddeld). Ook is het aantal oudere minima gestegen, van 14.700 in 2011 naar 20.400 in 2019. Zij hebben in de meeste gevallen geen zicht op verbetering van hun inkomenspositie. Daarnaast zien we ook dat alleenstaanden met en zonder kinderen –zij hebben per definitie één inkomen – vaker tot de minima behoren dan gemiddeld in Amsterdam. In het geval van eenoudergezinnen is dit zelfs twee keer zo vaak als gemiddeld. Daarbij komt dat hoe meer kinderen een eenoudergezin telt, hoe hoger het armoedepercentage. Eenoudergezinnen met drie of meer kinderen behoren bijna drieënhalf keer zo vaak tot de minimahuishoudens als gemiddeld. Vrijwel alle alleenstaande ouders zijn vrouwen en ook onder oudere minima zien we relatief veel vrouwen.

Kijken we naar de samenstelling van de totale groep minimahuishoudens, dan bestaat deze voor het grootste gedeelte uit alleenstaanden. Hun aandeel onder de minima stijgt: van 63 procent in 2011 naar 69 procent in 2019. Verder zien we dat het aandeel langdurige minima is tegenomen. In 2013 was ruim de helft van de minima langdurig arm, in 2019 geldt dit voor twee derde van de minima. Alleenstaanden en eenoudergezinnen zijn het vaakst langdurig arm.

Naast de ontwikkelingen van de armoedepopulatie t/m 2019 en kwetsbare positie van bepaalde groepen die in de huidige monitor laat zien, is ook al duidelijk dat door de coronacrisis ook nieuwe groepen zijn ingestroomd in de groep minima. Zo was bijvoorbeeld de instroom van jongeren in de WW in de eerste helft van 2020 vier keer zo hoog als begin 2020. Naast jongeren zijn ook laag- en middelbaar opgeleiden harder getroffen. Zo is het aantal personen met een WW-uitkering relatief het sterkst gestegen onder laag- en middelbaaropgeleiden. Verder ondervinden ook veel ondernemers en met name zzp’ers grote gevolgen van de coronacrisis. Amsterdam telt relatief veel ondernemers en zzp’ers in sectoren die hard zijn getroffen door de crisis (denk aan horeca en cultuur). Van al deze groepen kan worden verwacht dat zij vaker tot de minima behoren in 2020.

Bereik van minimaregelingen blijft stabiel

Het bereik van gemeentelijke minimaregelingen is in 2020 vrijwel stabiel gebleven vergeleken met 2019. Voor een aantal regelingen (Scholierenvergoeding, Stadspas, Collectieve Zorgverzekering) geldt dit stabiele bereik al enkele jaren. Het bereik van het Gratis OV voor oudere minima en van het Kindtegoed is tot 2019 gestegen en in 2020 gestabiliseerd.

Toekenningen in het jaar 2020 worden getoetst aan het inkomen in 2019. De stijging van de armoede in Amsterdam in 2020 zal daarom in 2021 doorwerken in het bereik van voorzieningen. Met andere woorden: omdat het aantal minimahuishoudens in 2020 is gestegen zal de doelgroep voor gemeentelijke minimaregelingen groeien in 2021. Het is de vraag of deze nieuwe groep behoefte heeft aan de voorzieningen. Dat hangt deels af van hoe snel een deel na een jaar weer uitstroomt uit de groep minima. Uit analyses van de in- en uitstroom van de groep bereikte huishoudens blijkt dat huishoudens die kort tot de minima behoren vaak geen voorzieningen aanvragen. Vanwege de combinatie van deze twee effecten (een grotere doelgroep in 2021, en mogelijk een deel daarvan dat geen voorzieningen aanvraag) lijkt het waarschijnlijk dat het bereik van minimaregelingen in 2021 niet verder zal stijgen en mogelijk kan dalen.

Bereik minimaregelingen, 2014-2019 (procenten)

Grafiek met bereik minimaregelingen, 2014-2019 (procenten)

Het bereik van de minimaregelingen bleef de afgelopen jaren gelijk. Het verzamelbereik van de kindregelingen (paars) kwam in 2020 op 88 procent, Kindbonnen/Kindtegoed (donkergroen) op 81 procent, Stadspas (lichtblauw) op 71 procent, Scholierenvergoeding (oranje) po/vo op 71 procent Gratis OV 65+ en/of TAOV (rood) op 70 procent en Collectieve Zorgverzekering (lichtgroen) op 52 procent.