Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Amsterdamse huishoudens met een bijstandsuitkering nu en in de toekomst

Tussen 2015 en 2023 is het aantal Amsterdamse huishoudens dat gebruik maakt van algemene bijstand voor thuiswonenden afgenomen van 38.620 naar 30.790. Onderzoek & Statistiek heeft in kaart gebracht hoe de samenstelling van deze groep is veranderd in dezelfde periode. Daarnaast hebben we een schatting gemaakt van hoe het aantal huishoudens in de bijstand en de samenstelling van deze groep zich in de komende jaren zal ontwikkelen. Het onderzoek is uitgevoerd in opdracht van de afdeling Werk, Participatie en Inkomen (WPI).

Ontwikkelingen in de afgelopen jaren

De afgelopen jaren waren er elk jaar meer huishoudens die uitstroomden uit de bijstand dan dat er huishoudens instroomden. Alleen in 2020, tijdens de coronapandemie, was dit andersom.

Huishoudens die de bijstand verlaten, stromen vaak uit omdat ze werk vinden (ongeveer 50 procent). Een andere belangrijke reden voor uitstroom uit de algemene bijstand is het bereiken van de pensioenleeftijd (ongeveer 10 procent). Voor huishoudens boven de AOW-leeftijd zijn er andere uitkeringen die voor een deel niet door de gemeente worden verstrekt, zoals de AOW-uitkering.

Alle Amsterdamse huishoudens die algemene bijstand voor thuiswonenden ontvangen, noemen we samen de bijstandspopulatie. De samenstelling van die populatie is in de afgelopen jaren veranderd qua leeftijd, opleidingsniveau en migratieachtergrond. Als we kijken naar de kenmerken van huishoudens kijken we naar de persoon in het huishouden die de uitkering aanvraagt: de hoofdaanvrager.

In 2023 had 23 procent van de huishoudens met bijstand een hoofdaanvrager van 60 jaar of ouder. In 2015 was dit nog maar 13 procent. De bijstandspopulatie is dus ouder geworden. Dit komt doordat huishoudens met een oudere hoofdaanvrager minder vaak uitstroomden uit de bijstand. Ondertussen nam de instroom af onder huishoudens van alle leeftijdsgroepen.

Naast de leeftijd hangt ook het opleidingsniveau samen met de kans om de bijstand te verlaten. Huishoudens waarvan het opleidingsniveau niet bekend is, stromen het minst uit. Ondertussen stroomt deze groep juist relatief veel in. Daardoor is het aandeel huishoudens met een onbekend opleidingsniveau in de bijstandspopulatie toegenomen, van 13 naar 20 procent. Het gaat vaak om inwoners met een migratieachtergrond die in Nederland geen onderwijs hebben afgerond.

Ook basisopgeleide inwoners stromen minder vaak uit. Zij blijven met 45 procent de grootste groep in de bijstandspopulatie. Maar hun aandeel neemt af doordat een relatief groot deel de AOW-leeftijd bereikt en daardoor uitstroomt.

De herkomstsamenstelling van de bijstandspopulatie is de afgelopen jaren ook veranderd. Huishoudens zonder migratieachtergrond of met een Surinaamse migratieachtergrond zijn relatief vaak uitgestroomd, met name doordat een groot deel van hen de afgelopen jaren de AOW-leeftijd bereikte. Het aandeel huishoudens met een herkomst in asielmigratielanden, zoals Syrië, is toegenomen.

Verwachtingen tot en met 2033

De ontwikkelingen in de bijstandspopulatie in de afgelopen jaren vormen samen met Amsterdamse bevolkingsprognose de basis voor de bijstandsprognose. Daarmee is de ontwikkeling van de bijstandspopulatie in de komende tien jaar ingeschat, uitgaande van gelijk blijvende economische omstandigheden.

Volgens de prognose zal het aantal huishoudens met een bijstandsuitkering afnemen naar ongeveer 28.000 in 2033, ondanks de bevolkingsgroei in de stad. Dat komt vooral doordat een groot deel van de huidige bijstandspopulatie in de komende tien jaar de AOW-leeftijd bereikt.

Tegelijkertijd verwachten we bij gelijke economische omstandigheden geen stijgende instroom. Redenen daarvoor zijn dat Amsterdammers steeds vaker een opleiding op mbo-2 t/m 4, hbo- of wo-niveau hebben gevolgd, waardoor hun kans op werk toeneemt. Daarnaast is de verwachting dat er veel behoefte zal blijven aan personeel als gevolg van de vergrijzing.

De instroom in de bijstand blijft naar verwachting vooral bestaan uit huishoudens met een basisopleiding en met een onbekend opleidingsniveau. Dit blijven dan ook de grootste groepen in de bijstand.

Als de trend van de afgelopen jaren zich voortzet, zal een groter deel van de populatie uit recente migranten uit asielmigratielanden gaan bestaan. Het aantal huishoudens in de bijstand zonder migratieachtergrond of met een migratieachtergrond uit de klassieke migratielanden (Suriname, Marokko, Turkije) zal blijven afnemen. Dat komt doordat een groot deel van hen de komende tien jaar de AOW-leeftijd bereikt. Ook stromen tweede en derde generatie migranten minder vaak in dan de eerste generatie.

De figuur hieronder laat voor 2015, 2023 en 2033 het (verwachte) aantal huishoudens met bijstand zien per leeftijdsgroep en opleidingsniveau (van de hoofdaanvrager). Opvallend is de verandering van de leeftijdsopbouw tussen 2015 en 2023. Vormden in 2015 de 50- tot 54-jarigen nog de grootste groep, in 2023 is de leeftijdsgroep tussen de 60 jaar en de AOW-leeftijd het grootst. In 2033 is de leeftijdsopbouw naar verwachting vergelijkbaar met 2023, maar zijn de jongere leeftijdsgroepen en de oudste leeftijdsgroep kleiner. Het aantal 50- tot 60-jarigen blijft naar verwachting ongeveer gelijk.