Amsterdamse Burgermonitor 2008
- Publicatie
- 2008
Sinds 1999 onderzoekt Dienst Onderzoek en Statistiek (O+S) in de Burgermonitor de relatie van de burgers van Amsterdam met hun stad en dit jaar hebben er 2.854 van de 622.759 Amsterdammers van 16 jaar en ouder meegedaan aan de enquête. De enquêtes zijn afgenomen van mei tot en met augustus 2008. Wat kunt u onder andere verwachten?
Downloads

Wat doen Amsterdammers als ze Burgemeester zouden zijn?
Criminaliteit, het parkeerbeleid en de verloedering zijn zaken waar Amsterdammers hun aandacht op zouden richten als zij Burgemeester zouden zijn.
Zie ook
Een klein deel van de mensen komt met een specifiek idee, bijvoorbeeld: ‘tramlijn tussen CS en Westergasterrein’, ‘opheffen van de dienst Binnenwaterbeheer’, ‘meer winkels in Nieuw-Geuzenveld’, ‘Koninginnedag de hele nacht door laten gaan’, ‘de woorden allochtoon en autochtoon afschaffen’, ‘een mooie fontein op de Dam’ en ‘de Jan van Galenstraat vrachtwagenvrij maken’.
Minder stadsdelen
Er wordt in Amsterdam gesproken over het samengaan van de politieke functies van verschillende stadsdelen. Er is gevraagd wat Amsterdammers er van vinden als er een of meer stadsdelen zouden fuseren, als de dienstverlening hetzelfde zou blijven. De helft (49 procent) vindt dit een goed idee, een vijfde (22 procent) niet. Achttien procent staat er neutraal tegenover en 12 procent weet het niet.
Informatienummer “Antwoord” nog steeds onbekend
Het algemene telefonische informatienummer “Antwoord” van de gemeente Amsterdam is nog steeds onbekend: ruim acht van de tien Amsterdammers (82 procent) hebben er nog nooit van gehoord. Tien procent kent het informatienummer, maar heeft er nog geen gebruik van gemaakt en zes procent van de Amsterdammers heeft er gebruik van gemaakt.
Amsterdammers voelen zich thuis in de stad
Van alle Amsterdammers voelen er acht van de tien zich thuis in de stad. Allochtonen van de tweede generatie voelen zich meer thuis dan allochtonen van de eerste generatie (87 procent versus 76 procent). Ook voelen ze zich meer verbonden met de stad (93 procent versus 81 procent).
Beeld over andere groepen Amsterdammers positiever
Amsterdammers gaan steeds positiever over elkaar denken. Dit valt het meest op bij de groep waar het minst positief over wordt gedacht: de Marokkaanse Amsterdammers. Ondanks de negatieve aandacht die een kleine groep jonge Marokkanen krijgt is er een gestage maar betrouwbare trend te zien waarbij er minder negatief gedacht wordt over Marokkanen. In 2006 had 45 procent van de Amsterdammers een (zeer) negatief beeld van deze groep, in 2007 was dit 41 procent en in 2008 is dit percentage gedaald tot 32 procent. Wat tevens opvalt in het onderzoek is dat Marokkanen zich ook minder gediscrimineerd voelen dan voorgaande jaren (van 50 procent in 2007 naar 40 procent dit jaar).
Er zijn een paar ontwikkelingen die mogelijk verband kunnen houden met deze resultaten. Ten eerste het uitstralingseffect dat Aboutaleb heeft: de populariteit van Aboutaleb en zijn bekendheid in de stad zouden een positieve invloed kunnen hebben. Ten tweede is er het effect van Marcouch (de bekendste stadsdeelvoorzitter van Amsterdam). Zowel Marcouch als Aboutaleb spreken zich duidelijk uit over een deel van de groep Marokkanen en maken daarmee helder dat er geen sprake is van een homogene groep, maar van een gedifferentieerde groep, waarvan de ‘raddraaiers’ slechts een klein deel vormen.
Tenslotte is er een gestage toename in het contact tussen verschillende groepen: van de Amsterdammers heeft 79 procent procent wel eens contact met iemand van een andere herkomstgroep, vorig jaar was dat 74 procent. Het toegenomen contact kan de beeldvorming positief beïnvloed hebben.