Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Woonsituatie van jonge werknemers in primair onderwijs, verpleging en bij politie

In het kader van het onderzoeksproject 'Wie Woont en Werkt nog in de Stad?', uitgevoerd in opdracht van het Kenniscentrum Ongelijkheid, is onderzocht hoe de woonsituatie van jonge werknemers in het Amsterdamse primair onderwijs, de verpleging en bij de politie tussen zich 2012 en 2020 ontwikkeld heeft. De resultaten zijn in drie factsheets samengevat.

Downloads

Het gehele rapport is te vinden op de website van Kenniscentrum Ongelijkheid.

Aan de factsheets schreven mee:
Rowan Arundel en Prithviraj Basumallik (UvA), Feiko de Grip en Hester Booi (O&S), Steven Kromhout (AFWC) en Christian Lennartz (PBL).

Hieronder de kernpunten per factsheet.

Kernpunten factsheet primair onderwijs:

• Het aandeel van de jonge werkenden in het Amsterdamse primair en speciaal onderwijs (hierna: PO) dat in de stad zelf woont is tussen 2012 en 2020 afgenomen van 57 naar 51 procent.
• In 2020 verhuisde 13 procent van de jonge werkenden in het Amsterdamse PO die eerst in de stad woonden de stad uit. In 2014 was dat nog maar 9 procent Vooral jonge werkenden die samenwonen met partner (met of zonder kinderen) verlaten vaak de stad, vaak in de gezinsvormende fase (25-32 jaar).
• Jonge werkenden in het po hebben vergeleken met andere jonge werkenden vaak een gezin. Tegelijkertijd heeft hun huishouden vaak een middeninkomen, waardoor ze vaak niet in aanmerking komen voor een sociale huurwoning maar ook moeilijk kunnen kopen. • Onder jonge werkenden die in de stad wonen daalt het eigenwoningbezit van 43 naar 31 procent en het aandeel dat (nog) thuis woont neemt daar toe van 4 naar 8 procent.

Kernpunten factsheet politie:

• Jonge werknemers bij de politie in Amsterdam wonen minder vaak in de stad zelf dan gemiddeld onder jonge werknemers (24 tegenover 40 procent in 2020).
• Van de politiemedewerkers die in de stad wonen en werken, verhuisde in 2020 iets minder dan 15 procent uit de stad.
• Het grootste deel van degenen die de stad verlaten wisselt ook van werklocatie. Slechts een klein deel blijft in Amsterdam werken.
• Jonge werkenden bij de politie hebben vergeleken met andere jonge werkenden vaak een gezin (53 tegenover 31 procent gemiddeld) waardoor ze op zoek zijn naar een ruime woning en gezinsvriendelijke woonomgeving.
• De regio rondom de stad is daardoor aantrekkelijk. Medewerkers die buiten de stad wonen hebben grotere woningen en veel vaker een koopwoning (74 tegenover 39 procent) dan collega’s die in Amsterdam wonen.
• Door een hoog huishoudinkomen komen jonge politiemedewerkers niet vaak in aanmerking voor een sociale huurwoning (12 procent).

Kernpunten factsheet verpleging:

• De helft (51 procent) van de jonge werkenden in Amsterdamse verpleeghuizen en zorg- dagverblijven (hierna: de verpleging) woont in de stad zelf. Dat is vaker dan onder andere jonge werkenden (40 procent).
• Het percentage jonge verpleegkundigen dat in de stad woont is wel afgenomen (van 55 procent in 2018 naar 51 procent in 2020). Jonge verpleegkundigen hebben vaak een lager huishoudinkomen, onder de grens die recht geeft op een sociale huurwoning (40 tegenover 28 procent gemiddeld onder jonge werkenden).
• Onder verpleegkundigen die in de stad wonen daalt het eigenwoningbezit en stijgt het aandeel huurders in de particuliere sector. • In 2020 verhuisde 10 procent van de jonge werkenden in de verpleging die eerst in de stad woonden de stad uit. Dit zijn relatief vaak stellen met een relatief hoog inkomen.
• Verpleegkundigen die uit de stad vertrokken zijn, wonen daarna veel vaker in een koopwoning (53 procent) dan verpleegkundigen die niet uit Amsterdam vertrokken zijn (23 procent).