Hoe meten we armoede?
- Publicatie
- januari 2025
Er zijn verschillende manieren om te bepalen hoeveel inwoners in armoede leven. Zo gebruikten het CBS, Nibud en SCP tot voorkort vijf verschillende definities van armoede naast elkaar. In oktober presenteerden zij samen een nieuwe methode, waardoor er nu één landelijk armoedecijfer is. Ook de gemeente Amsterdam heeft een eigen methode om te bepalen wie recht heeft op de armoederegelingen. In deze factsheet leggen we de verschillende methoden uit en maken we een vergelijking.
De nieuwe methode van het CBS, Nibud en SCP zorgt ervoor dat er landelijk één definitie is van armoede, die past bij de huidige maatschappij. Deze methode is gebaseerd op het inkomen, het vermogen en de vaste lasten. Aan de hand van voorbeeldbegrotingen voor verschillende soorten huishoudens hebben de instanties bepaald hoeveel geld de huishoudens nodig hebben om volwaardig mee te doen in de samenleving.
De gemeente Amsterdam heeft een andere manier om te bepalen wie recht heeft op de verschillende armoederegelingen. O&S sluit zo veel mogelijk aan bij de gemeentelijke bepaling van armoede. Hiervoor kijken we welke Amsterdammers een inkomen hebben onder 130 procent van het sociaal minimum en een vermogen onder de grens voor de bijstand. Zo meet O&S armoede in Amsterdam.
Hoe vertalen deze verschillende definities zich in cijfers? Volgens de nieuwe landelijke definitie is 6,6 procent van de Amsterdamse huishoudens arm. Maar volgens de Amsterdamse definitie gaat het om 13,4 procent. Met andere woorden: de Amsterdamse definitie is ruimer dan de landelijke.
De verschillen tussen de twee methoden hebben te maken met de doelstellingen ervan. De nieuwe landelijke methode heeft als doel om één definitie voor armoede te presenteren voor heel Nederland. Het belangrijkste doel van de Amsterdamse methode is om de groep te beschrijven die recht heeft op de gemeentelijke armoederegelingen. Ook kunnen we zo het bereik van deze regelingen berekenen. De ene definitie is daarom niet beter of correcter dan de andere.
Verder valt nog iets op als we kijken naar het percentage volgens de nieuwe methode van het CBS, Nibud en SCP. Het aandeel huishoudens onder de armoedegrens is in Amsterdam twee keer zo hoog als landelijk. Volgens de methode die het CBS tot nu toe gebruikte – de lage inkomensgrens – en volgens het sociaal minimum is de armoede anderhalf keer zo hoog. Dat betekent dat het verschil tussen Amsterdam en Nederland met de nieuwe methode groter is. In de factsheet leggen we uit waar dit aan ligt.