Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Armoedemonitor 2023

In 2022 bereikte Amsterdam het laagste aantal minimahuishoudens sinds 2011, blijkt uit de meest recente cijfers over armoede. Het ging in dat jaar om 69.600 huishoudens. Ook het aandeel minimahuishoudens lag met 15,9 procent op een laagtepunt. Dit is een van de bevindingen uit deze 26e editie van de jaarlijkse Amsterdamse Armoedemonitor.

Minder Amsterdammers komen terecht in armoede en meer Amsterdammers stromen uit de groep minimahuishoudens. Daardoor daalt het aantal personen onder de minimagrens. Deze grens houdt in dat een huishouden in 2022 een inkomen heeft tot maximaal 130 procent van het sociaal minimum en een vermogen tot de bijstandsnorm. Of de daling van het aantal personen in minimahuishoudens ook na 2022 ook doorzet, is allerminst zeker. De werkloosheid is licht toegenomen. Daarom verwachten we dat in 2023 iets meer Amsterdammers tot de minima zijn gaan behoren.

In de Armoedemonitor 2023 brengt O&S in beeld hoe het gaat met de inkomens en vermogens van Amsterdamse huishoudens over de periode 2011-2022, waarbij de gegevens voor 2022 voorlopig zijn. O&S wil met de Armoedemonitor de Amsterdamse minimapopulatie en ontwikkelingen daarin in kaart brengen. Ook geeft de monitor een overzicht van het bereik van gemeentelijke armoedevoorzieningen in 2023.

Armoede komt vaak voor onder huishoudens die rondkomen van één inkomen. Dat zijn voor een groot deel alleenstaanden. 69 procent van alle minimahuishoudens bestaat uit één persoon. Van alle alleenstaanden in Amsterdam behoort 22 procent tot de minima. Dat zijn 48.300 huishoudens. Onder eenoudergezinnen ligt dit aandeel met 32 procent nog hoger. Dit was ook al zo bij eerdere edities van de Armoedemonitor.

Minimapopulatie ontgroent en vergrijst

Er zijn in Amsterdam relatief veel kinderen en inwoners van 65 jaar en ouder in vergelijking met de rest van het land. Beide groepen behoren relatief vaak tot de minima. Dat geldt voor Nederland in het algemeen maar in sterkere mate voor Amsterdam. Ook zijn kinderen en inwoners van 65 jaar en ouder vaak langdurig arm. Deze groepen ontwikkelen zich in tegengestelde richting: Sinds 2014 groeien steeds minder Amsterdamse kinderen op in armoede. De stad telt in de loop der tijd juist steeds meer pensioengerechtigde minima.

Amsterdammers hebben al vanaf hun vijftigste levensjaar een verhoogd risico op (langdurige) armoede. Het gaat vaak om Amsterdammers in een kwetsbare positie. Ze zijn bijvoorbeeld alleenstaand en kunnen onder de armoedegrens belanden door inkomensverlies. Of het huishouden kan na pensionering te maken krijgen met een ‘kale’ of onvolledige AOW. Dat laatste is vaak het geval bij oudere inwoners die niet in Nederland zijn geboren. Van deze groep behoort 44 procent tot de minima. Door de vergrijzing en de toegenomen levensverwachting verwachten we een verdere algemene toename van het aantal Amsterdammers van 66 jaar en ouder onder de minimagrens.

Doelgroep minimaregelingen breidt uit

In 2023 verhoogde het Amsterdamse stadsbestuur de inkomensgrens voor verschillende regelingen van 120 naar 130 procent van het sociaal minimum (sm). Voor kindregelingen verschoof die grens nog verder: naar 150 procent van het sociaal minimum. De doelgroep van de armoederegelingen groeide hierdoor met ongeveer 15.000 huishoudens. Deze huishoudens behoren tot de groep nieuwe rechthebbenden. Tot deze groep behoren ook huishoudens met een laag inkomen die naar Amsterdam verhuisden, of huishoudens waarvan het inkomen of vermogen in 2022 daalde tot onder de gestelde grenzen.

Ook het bereik van de gemeentelijke minimavoorzieningen groeide in aantal. Zo werden er in 2023 afgerond 2.800 Stadspassen meer uitgegeven dan in het voorgaande jaar. Toch is in relatieve zin het bereik gedaald. Van alle Amsterdamse huishoudens met recht op armoederegelingen in 2023 maakt 73 procent er ook gebruik van. In het voorgaande jaar ging het nog om 77 procent. Ook voor de meeste andere regelingen werd het bereik kleiner.

De dalende bereikpercentages zijn vrijwel geheel toe te schrijven aan de uitbreiding van de doelgroep. Het bereik onder de oorspronkelijke doelgroep bleef gelijk aan 2022. Door alleen te kijken naar de groep minimahuishoudens met een inkomen onder de oude grens, kunnen we inschatten wat er was gebeurd als de grens niet was aangepast. De regelingen bereiken de nieuwe rechthebbenden duidelijk minder goed.

Huishoudens die nog maar kort tot de minima behoren, weten niet altijd van de bestaande armoederegelingen af. Bovendien doen Amsterdammers die (tijdelijk) onder de minimagrens zitten soms geen beroep op die voorzieningen, omdat hun inkomen onzeker of wisselend is. De nieuwe rechthebbenden hebben vaak een inkomen uit werk als werknemer of zelfstandige. De armoederegelingen bereiken werkenden met een minimuminkomen minder goed dan bijvoorbeeld bijstandsontvangers. Zelfstandigen worden het slechtst bereikt, maar tussen 2022 en 2023 nam het bereik wel toe binnen deze groep.