Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Methode berekeningen CO2-uitstoot

De gemeente Amsterdam wil de CO2-uitstoot op haar grondgebied met 55 procent terugdringen in 2030 en tot 95 procent in 2050, ten opzichte van het peiljaar 1990. De aanpak hiervoor is beschreven in de Routekaart Amsterdam Klimaatneutraal 2050. Om de CO2 uitstoot te monitoren, brengt OIS de CO2 uitstoot van de stad in kaart.

Inleiding

De gemeente Amsterdam wil de CO2-uitstoot op haar grondgebied met 55 procent terugdringen in 2030 en tot 95 procent in 2050, ten opzichte van het peiljaar 1990. Om de CO2-uitstoot te monitoren, brengt OIS de CO2-uitstoot van de stad in kaart.

Methode berekeningen

Voor de berekening van CO2-uitstoot in Amsterdam zijn de landelijke Klimaatwet keuzes gevolgd, die gebaseerd zijn op de ‘IPCC Guidelines for National Greenhouse Gas Inventories’ uit 2006 en de ‘EU-monitoringsmechanisme-verordening’ uit 2013. Dat betekent dat de uitstoot van alle broeikasgassen, zoals CO2, methaan en lachgas wordt gemonitord. In navolging van de Greenhouse Gas (GHG) protocol gaat het bij het programma Amsterdam Klimaatneutraal en deze berekening over scope 1 en 2 emissies. Scope 1 emissie betreft de directe uitstoot door de gebouwde omgeving en vervoer (aardgas en benzine) en productie gerelateerde activiteiten binnen de gemeentegrenzen. Scope 2 betreft de indirecte uitstoot die gerelateerd is aan het elektriciteits- en stadswarmteverbruik in de stad.

Om de CO2-uitstoot te berekenen kijken we naar het verbruik van elektriciteit, gas en warmte in Amsterdam. Met een CO2-kental wordt het verbruik omgerekend naar CO2-emissies. De databronnen die we gebruiken het bepalen van de CO2-uitstoot zijn:

  • De Landelijke Klimaatmonitor (RIVM), voor CO2-emissies.
  • De Emissieregistratie, voor uitstoot door brandstofverbruik en overige broeikasgassen.
  • Data over warmteverbruik van Vattenfall.
  • En data van de Emissieautoriteit over de uitstoot van de VU en het AMC door gasverbruik.

Overige broeikasgassen worden met de Global Warming Potentials volgens IPCC AR5 omgerekend naar CO2-equivalenten. IPCC AR4 werd gebruikt voor berekeningen van de CO2-uitstoot vóór 2018.

Alle categorieën die volgens de Klimaatwet niet in de scope zitten zijn niet meegenomen in analyse (zowel bij CO2 en overige broeikasgassen). Dit betreffen internationale scheepvaart, internationale luchtvaart, de hemwegcentrale, verbranding van biomassa, verbranding van het organische deel van de afvalverbranding en oxidatie van veenbodems.

De CO2-uitstoot veroorzaakt door het opwekken van elektriciteit en warmte tellen we eveneens niet mee, omdat deze opgewekte energie voor een deel ook buiten Amsterdam wordt verbruikt. Door de grote verbondenheid van de gemeente Amsterdam bij het Afval en Energie Bedrijf (AEB) is ervoor gekozen om de uitstoot van het AEB door de verbranding van het niet-biogene deel van het afval wel volledig mee te tellen bij de uitstoot van de gemeente Amsterdam, ook al wordt een deel van de elektriciteit die bij het AEB wordt opgewekt buiten Amsterdam verbruikt. Aangezien de uitstoot door afvalverbranding in de landelijke elektriciteitsemissiefactor van het CBS niet wordt meegenomen, is er geen sprake van dubbeltellingen.

CO2-uitstoot naar transitiepad en gemeentelijke portefeuilles

De CO2-uitstoot wordt berekend per transitiepad. Naar het landelijke voorbeeld gaat het om de volgende transitiepaden: Gebouwde omgeving, Mobiliteit, Elektriciteit, en Haven & Industrie. Voor Elektriciteit kijken we naar al het elektriciteitsverbruik via het laag-, midden-, en hoogspanningsnet. Het elektriciteitsverbruik dat achter de meter wordt opgewekt (zoals door zonnepanelen) is niet meegenomen in het elektriciteitsverbruik. Dit heeft geen consequenties voor de totale CO2-uitstoot, omdat elektriciteitsverbruik uit zonnepanelen geen CO2-emissies veroorzaakt. Voor Gebouwde Omgeving en Haven & Industrie kijken we naar warmteverbruik en aardgasverbruik. Dit gaat om aardgas dat verstookt is in individuele ketels, aardgas verstookt in collectie warmte-installaties, warmte uit de AEB en warmte uit de Diemencentrale. Voor Mobiliteit kijken we naar modelmatige data over uitstoot door brandstofverbruik. Voor alle paden, behalve elektriciteit, kijken we ook naar uitstoot door overige broeikasgassen.

We rekenen de CO2-uitstoot ook door naar gemeentelijke portefeuilles waar de uitstoot binnen plaatsvindt, zoveel mogelijk ingedeeld naar branche/sector volgens de SBI-indeling van het CBS. Dit betekent dat de uitstoot van een gehele branche/sector in principe is toegewezen aan een portefeuille. Deze methode zorgt voor een toewijzing die, op basis van de beschikbare gegevens, zoveel als mogelijk overeenkomt met de inhoudelijke verantwoordelijkheid van de portefeuilles per wethouder.

Contactgegevens