Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Onderzoek en Statistiek

Monitor schoolloopbanen voortgezet onderwijs 2019

Niet iedereen krijgt in groep acht een advies dat aansluit bij zijn of haar potentie. De resultaten duiden op een opeenstapeling van ongelijke kansen onder specifieke groepen leerlingen in Amsterdam. De verwachting die het basisschooladvies schept is zeer bepalend voor de verdere schoolloopbaan. Niet iedere leerling heeft een even grote kans om een diploma te halen op of boven het niveau van het advies en bepaalde groepen stromen vaker af.

De gemeente Amsterdam wil graag weten hoe het staat met de kansengelijkheid in het onderwijs. In het coalitieakkoord ‘Een nieuwe lente en een nieuw geluid’ staat dat ieder kind de kans verdient om zich te ontwikkelen tot wie zij of hij kan of wil zijn, los van haar of zijn achtergrond. In deze monitor staan de schoolloopbanen van Amsterdamse middelbare scholieren centraal, vanaf het moment dat ze een basisschooladvies ontvangen en de overstap maken naar de middelbare school tot aan het behalen van een diploma.

Verschillen in de schoolloopbaan tussen groepen leerlingen naar achtergrondkenmerken als het ouderlijk opleidingsniveau, migratieachtergrond en geslacht worden uitgelicht. Daarnaast wordt de situatie in Amsterdam vergeleken met Den Haag, Rotterdam en Utrecht (de G4-steden), zodat in beeld kan worden gebracht hoe Amsterdam zich verhoudt tot andere grote steden in Nederland. Deze monitor geeft antwoord op de volgende vragen:

  1. Hoe verlopen de schoolloopbanen van leerlingen op Amsterdamse middelbare scholen?
  2. Hoe ontwikkelen de schoolloopbanen van Amsterdamse middelbare scholieren zich in de tijd?
  3. Hoe verhouden de schoolloopbanen van Amsterdamse middelbare scholieren zich tot die van leerlingen in Den Haag, Utrecht, Rotterdam en de rest van Nederland?

De resultaten duiden op een opeenstapeling van ongelijke kansen onder specifieke groepen leerlingen in Amsterdam. Niet iedereen krijgt in groep acht een advies dat aansluit bij zijn of haar potentie. De verwachting die het basisschooladvies schept is zeer bepalend voor de verdere schoolloopbaan. Van zowel onder- als overgeadviseerde leerlingen zit de overgrote meerderheid na drie jaar op het niveau van dit advies. Van de ondergeadviseerde leerlingen zonder bijgesteld advies stroomt een relatief groot deel nog op. Daarnaast heeft niet iedere leerling een even grote kans om een diploma te halen op of boven het niveau van het advies en stromen bepaalde groepen vaker af.

Aandeel vwo adviezen is gestegen, maar niet onder elke groep

Het aandeel Amsterdamse basisschoolleerlingen dat in groep 8 een vwo advies krijgt is de afgelopen tien jaar gestegen. De afgelopen jaren kreeg ongeveer een kwart van de leerlingen dit advies. Dit is vergelijkbaar met Utrecht maar hoger dan in Den Haag, Rotterdam en gemiddeld in Nederland. De toename in het aandeel vwo adviezen zien we ook landelijk terug. In Amsterdam kan deze stijging grotendeels worden verklaard doordat er in de stad steeds meer leerlingen met hoogopgeleide ouders wonen. Zij kregen al vaak een vwo advies en dit is verder doorgestegen. Bijna de helft van hen krijgt nu een vwo advies, tegenover één op de tien leerlingen van laag- en middelbaar opgeleide ouders.

In Amsterdam meer overadvies dan in de andere grote steden

In Amsterdam ligt het aandeel overgeadviseerde leerlingen een stuk hoger dan in de andere grote steden en gemiddeld in Nederland: bij ruim vier op de tien leerlingen is het basisschooladvies hoger dan het advies van de eindtoets. Het gaat hierbij in toenemende mate om een half adviesniveau verschil. Het aandeel ondergeadviseerde leerlingen ligt in Amsterdam een stuk lager dan landelijk en in de andere grote steden, ondanks een stijging in de afgelopen vijf jaar. In schooljaar 2018/’19 haalde een kwart van de basisschoolleerlingen in Amsterdam een hoger advies op de eindtoets. Hierna hebben zij recht op heroverweging van het advies. Het aandeel dat hierna een bijgesteld advies heeft gekregen is gestegen in de afgelopen vijf jaar naar ruim vier op de tien leerlingen. Dit aandeel is vergelijkbaar met Den Haag en Rotterdam en ligt hoger dan in Utrecht en gemiddeld in Nederland.

De kans op onder- en overadvisering verschilt tussen groepen leerlingen

De kans op onder- en overadvisering verschilt tussen groepen leerlingen. Dit geldt zowel in Amsterdam als in de andere grote steden en gemiddeld in Nederland. In Amsterdam hebben leerlingen met laagopgeleide ouders, een niet-westerse migratieachtergrond, leerlingen uit gezinnen met een laag inkomen en leerlingen uit eenoudergezinnen een grotere kans om ondergeadviseerd te worden. Leerlingen met een niet-westerse migratieachtergrond krijgen hierna wel vaker een bijgesteld advies. Dit geldt niet voor leerlingen met laagopgeleide ouders, zij hebben een kleinere kans om een bijgesteld advies te krijgen dan leerlingen met hoogopgeleide ouders. Andersom is de kans op overadvisering groter voor leerlingen met hoogopgeleide ouders, leerlingen zonder migratieachtergrond, leerlingen uit gezinnen met een hoog inkomen en leerlingen uit tweeoudergezinnen. Het maakt ook uit naar welke school een leerling gaat: op scholen met veel leerlingen met hoogopgeleide ouders is de kans op onderadvisering kleiner en de kans op overadvisering groter. In de stadsdelen Noord en Zuidoost hebben leerlingen een grotere kans om te worden ondergeadviseerd dan in Centrum en Zuid.

Meerderheid van de leerlingen zit in derde klas op het niveau van hun advies, leerlingen zonder bijgesteld advies stromen het vaakst op

Een ruime meerderheid van de Amsterdamse leerlingen zit na drie jaar op het niveau van het basisschooladvies. Dit geldt zowel voor onder- als overgeadviseerde leerlingen. De meeste overgeadviseerde leerlingen maken, ondanks hun lagere score op de eindtoets, hun schooladvies dus waar, een klein deel van deze groep stroomt af. Onder leerlingen met een bijgesteld advies is het aandeel afstromers iets groter, maar ook daarvan heeft een ruime meerderheid de bijstelling waargemaakt. Van de ondergeadviseerde leerlingen zonder bijgesteld advies is een kwart alsnog na drie jaar opgestroomd. Dit zijn met name leerlingen met een vmbo-basis en/of vmbo-kader advies, van deze leerlingen had dus achteraf gezien het advies bijgesteld kunnen worden. Leerlingen met een havo advies stromen het vaakst af in de onderbouw. Leerlingen met een vmbo-basis en vmbo-kader advies stromen daarentegen het vaakst op en vwo leerlingen zitten het vaakst op het niveau van hun advies. Het type school is bepalend voor de af- en opstroom van leerlingen. Op scholen met de mogelijkheid tot afstroom stromen leerlingen vaker af, op scholen met de mogelijkheid tot opstroom stromen leerlingen vaker op.

Het vwo diploma is het meest behaalde diploma in Amsterdam

Het vwo diploma is het meest behaalde diploma in Amsterdam, gevolgd door het havo diploma. Als we naar de andere grote steden kijken is Utrecht de enige stad waar het aandeel leerlingen met een havo of vwo diploma groter is dan in Amsterdam. De leerlingen met een vmbo-basis advies halen het vaakst een hoger diploma. De leerlingen met een vmbo-kader, vmbo- theoretisch en havo advies halen juist relatief vaak een lager diploma. Zij stromen vaak al in de onderbouw af naar een lager niveau. In Amsterdam groeit de groep leerlingen dat een diploma behaald dat gelijk is aan het basisschooladvies.

Amsterdamse leerlingen doen relatief lang over het behalen van een diploma maar stromen minder vaak af

Leerlingen in Amsterdam doen relatief lang over het behalen van een diploma in het voortgezet onderwijs. In Amsterdam blijven leerlingen dan ook vaker zitten dan in de andere grote steden en in de rest van Nederland. Het aandeel leerlingen dat afstroomt is daarentegen niet groter dan in Den Haag, Utrecht en Rotterdam. In vergelijking met deze steden heeft Amsterdam het laagste aandeel leerlingen dat het voortgezet onderwijs binnen zeven jaar verlaat met een lager diploma dan het basisschooladvies. Leerlingen met een vmbo-theoretisch en/of havo advies doen het vaakst langer over het behalen van een eerste diploma in het voortgezet onderwijs. Zij gaan hierna ook het vaakst door om nog een hoger diploma op de middelbare school te halen. Leerlingen met hoogopgeleide ouders stapelen het vaakst diploma’s op de middelbare school.

Leerlingen met hoogopgeleide ouders halen het vaakst een gelijk of hoger diploma dan het basisschooladvies

In Amsterdam hebben de leerlingen waarvan de ouders hoog zijn opgeleid een grotere kans om een diploma te halen dat gelijk of hoger is dan het basisschooladvies dan leerlingen met laagopgeleide ouders. Deze invloed van het ouderlijk opleidingsniveau is het grootst onder leerlingen zonder migratieachtergrond. Daarnaast hebben leerlingen uit tweeoudergezinnen en leerlingen uit gezinnen met een hoog inkomen een grotere kans op een gelijk of hoger diploma. Ook schoolkenmerken spelen een rol. De mogelijkheid tot afstroom op een school vergroot de kans op het halen van een lager diploma.

Correctie 12 januari 2023:

In het rapport versie augustus 2020 staan foutieve resultaten gepresenteerd in hoofdstuk 1, paragraaf 1.2. De resultaten wezen op een stijging van het basisschooladvies voor praktijkonderwijs of vmbo basis t/m kader onder leerlingen van laagopgeleide ouders en een daling van het aandeel met een vwo advies. Dit klopt niet, in de periode tussen schooljaar 2008/’09 t/m 2018/’19 is het aandeel leerlingen uit deze groep dat een advies voor praktijkonderwijs of vmbo basis t/m kader heeft gekregen juist gedaald en is het aandeel leerlingen met een vwo advies is licht gestegen. Deze fout is rechtgezet in de versie van het rapport op deze pagina.

In hoofdstuk 4 en hoofdstuk 5 worden de behaalde diploma’s van leerlingen in beeld gebracht. Hierbij zijn alle leerlingen die examen hebben gedaan tot gediplomeerden gerekend, in plaats van alleen de geslaagde leerlingen. Dit heeft geen gevolgen voor de beschreven uitkomsten. In recentere factsheets over de schoolloopbanen van Amsterdamse leerlingen staan de aangepaste resultaten beschreven.