Sportmonitor 2022
- Publicatie
- november 2023
In 2022 heeft Onderzoek en Statistiek (O&S) in opdracht van Sport en Bos voor de zevende keer onderzoek gedaan naar het sportgedrag van Amsterdammers. In het onderzoek wordt onder andere ingegaan op het aandeel Amsterdammers dat sport, hoe vaak zij sporten, welke sporten populair zijn en op welke manier er wordt gesport. In totaal zijn 3.323 Amsterdammers van 6-80 jaar gevraagd naar hun sportgedrag.
Van de Amsterdammers sport 78 procent minimaal één keer per maand. Dit aandeel is hoger dan in 2017 (74 procent). 71 procent sport minimaal één keer per week. Met uitzondering van de jongste leeftijdsgroep wordt er in alle leeftijdsgroepen meer gesport dan in 2017, vooral jongeren van 13 tot 17 jaar en 55-plussers zijn meer gaan sporten. Sportdeelname ligt lager onder Amsterdammers met een migratieachtergrond, hoewel de tweede generatie bijna even vaak sport als Amsterdammers zonder migratieachtergrond. De sportdeelname stijgt in Amsterdam al enkele decennia. Deze trend zet dus verder door. Nu wordt ook goed zichtbaar dat ook onder groepen met een migratieachtergrond de sportdeelname groeit.
In de stadsdelen Centrum, Oost en Zuid is het aandeel regelmatige sporters het hoogst (84 procent tot 87 procent), in Zuidoost het laagst (62 procent). Dit hangt vooral samen met sociaaleconomische verschillen tussen de stadsdelen, zoals gemiddeld inkomen en opleidingsniveau.
Fitness meest populair, opkomst urban sports en padel
Fitness is nog steeds de meest populaire sport (40 procent). Onder jongeren zijn voetbal (vooral jongens) en hockey (vooral meisjes) het meest populair. Sinds de pandemie zijn meer mensen gaan wandelen.
Twintig procent van de Amsterdammers heeft het afgelopen jaar één of meerdere urban sports beoefend, onder regelmatige sporters gaat het om 26 procent. Urban sports worden vooral beoefend door jongeren en ook vaker door Amsterdammers met een migratieachtergrond. De toename van de populariteit van urban sports valt samen met de veranderende sportbehoefte van mensen, los van georganiseerde structuren en vormen. Daarvoor in de plaats vinden deze sporters vaak wel aansluiting bij informelere ‘communities’.
Naast urban sports is padel een snelgroeiende sport: 8 procent heeft dit beoefend. Padel is vooral populair onder de groep 18-35 jaar en onder hbo/wo-opgeleiden. Padel vindt nu vooral plaats via commerciële aanbieders, en is daardoor financieel niet voor iedereen toegankelijk. Dat verklaart voor een deel waarschijnlijk de oververtegenwoordiging van hoger opgeleiden.
Van alle Amsterdammers van 6 jaar en ouder heeft 78 procent minimaal zwemdiploma A en het aandeel is daarmee toegenomen (2017: 72 procent). 8 procent kan niet zwemmen. Onder Amsterdammers met een migratieachtergrond is het aandeel dat niet kan zwemmen hoger.
Lidmaatschap sportverenigingen weer toegenomen onder jongeren
Het aandeel actieve leden van sportverenigingen ligt voor alle Amsterdammers op 28 procent en voor regelmatige sporters op 34 procent. Het aandeel actieve leden van een sportvereniging is sinds 2003 geleidelijk afgenomen, maar tussen 2017 en 2022 weer toegenomen. Onder jongeren van 13 tot 17 jaar is het aandeel dat bij een vereniging sport het sterkst toegenomen (van 49 procent naar 60 procent).
Minderheid ervaart discriminatie of agressieve sfeer, kosten toenemend probleem
De meeste sporters voelen zich veilig tijdens het sporten, 6 procent ervaart discriminatie. Volgens 10 procent van de sporters hangt er regelmatig of soms een agressieve sfeer op of rond de sportplek. Jongeren tussen 13 en 17 hebben het vaakst te maken met een agressieve sfeer: 18 procent van deze groep ervaart dit regelmatig of soms. Bij veldvoetbal (30 procent) en hockey (14 procent) wordt het vaakst een agressieve sfeer ervaren.
De gemiddelde contributie is sterk gestegen: ten opzichte van 2017 met 30 procent, van gemiddeld €257 naar €335. Dit komt door inflatie als gevolg van de energiecrisis en is daarnaast een gevolg van de coronacrisis.
Van de niet-sporters heeft 41 procent wel (weer) zin om te gaan sporten (41 procent). Voor 36 procent van hen zijn de kosten de grootste belemmering om te gaan sporten (naast overige redenen).
Zeven procent van de sportende Amsterdammers geeft aan een beperking te hebben. Daarvan sport ruim de helft niet in aangepaste vorm (53 procent). Een minderheid heeft behoefte aan speciale activiteiten voor mensen met een beperking en er is veel onbekendheid met de bestaande mogelijkheden daartoe.