Amsterdamse leraren en studenten aan de lerarenopleidingen
- 4 december 2024
In het Amsterdamse onderwijs is al lange tijd een tekort aan leraren. Onderzoek en Statistiek monitort sinds een aantal jaar hoe het aantal werkzame leraren en het aantal studenten aan de lerarenopleidingen zich ontwikkelen. In de afgelopen jaren nam het aantal leraren in het primair onderwijs verder af. Maar in het voortgezet onderwijs kwamen er juist leraren bij. Wel zijn er steeds minder studenten die een lerarenopleiding volgen in de stad. Dat geldt zowel voor de opleiding tot leraar primair onderwijs als tot leraar voortgezet onderwijs.
Minder studenten aan de lerarenopleidingen
In de afgelopen elf jaar volgen steeds minder studenten de lerarenopleiding voor het primair onderwijs. Waren er in studiejaar 2013/’14 nog 1.995 studenten, in 2023/’24 was dat afgenomen tot 1.705. Dat is een daling van 15 procent. Tijdens de coronapandemie in de studiejaren 2019/’20 t/m 2021/’22 was er een tijdelijke stijging van het aantal studenten. Maar de daling heeft zich recent weer langzaam ingezet. Er zijn ook minder eerstejaarsstudenten die starten met de opleiding.
Download data lerarenmonitor
Toch is het aantal studenten dat een diploma behaalt de afgelopen drie jaar vrij stabiel. In 2022/’23 behaalden 115 studenten hun diploma als leraar primair onderwijs.
Ook de opleiding voor leraar in het voortgezet onderwijs kampt met dalende studentenaantallen. In studiejaar 2013/’14 volgden 6.390 studenten de opleiding. In 2023/’24 waren dat er 4.635. Dit is 27 procent minder. Het aantal eerstejaarsstudenten is in dezelfde periode gehalveerd van 2.750 in 2013/’14 naar 1.400 in 2023/’24. In het meest recente studiejaar behaalden 310 studenten hun diploma. Dat aantal schommelt de afgelopen jaren.
Ook in vergelijking tot de lerarenopleidingen in de andere grote steden hebben de Amsterdamse opleidingen relatief veel last van dalende studentenaantallen. Na Den Haag nam in Amsterdam het aantal studenten aan de lerarenopleiding voor het primair onderwijs het meest af. Ook in Utrecht waren er minder studenten. In Rotterdam en Almere steeg het aantal juist. Het aantal studenten aan de opleiding tot leraar in het voortgezet onderwijs daalde het sterkst in Amsterdam. In Utrecht waren er iets minder studenten; in Rotterdam en Den Haag juist meer.
Minder leraren in het primair onderwijs, toename in het voortgezet onderwijs
Er werken steeds minder leraren in het Amsterdamse primair onderwijs. In schooljaar 2016/’17 werkten er in totaal 5.445 leraren op de basisscholen en scholen voor speciaal onderwijs. In 2022/’23 waren dat er nog 5.210. Dat aantal is een benadering. Het daadwerkelijke aantal leraren is niet zeker. Dat komt doordat we enkele schoolvestigingen niet in beeld hebben.
Samen vervulden de leraren in dit laatste schooljaar 3.950 voltijdbanen. Ondanks dat het aantal voltijdbanen daalde, bleef het aantal voltijdbanen per leerling de afgelopen jaren gelijk. Dat komt doordat er ook minder leerlingen zijn. Het valt op dat er sinds schooljaar 2018/’19 steeds minder leraren starten in Amsterdam. Hierdoor wordt de uitstroom van leraren die met pensioen gaan of het (Amsterdamse) onderwijs verlaten steeds minder goed gecompenseerd.
In het voortgezet onderwijs zijn er juist steeds meer leraren. Het aantal leraren nam toe van 3.720 in schooljaar 2016/’17 tot 4.360 in 2022/’23. Samen vervulden zij in dit laatste schooljaar 3.365 voltijdbanen. Het leerlingenaantal nam in deze periode ook toe. Het aantal voltijdbanen per leerling bleef daardoor gelijk. De toename van het aantal leraren komt doordat er zowel meer nieuwe leraren bijkomen als dat er minder leraren met pensioen gaan of het onderwijs verlaten. Al stopten in de twee meest recente schooljaren wel weer meer leraren omdat zij met pensioen gingen of het (Amsterdamse) onderwijs verlieten.
Drie op de tien leraren die het Amsterdamse onderwijs verlaten, gaan buiten de stad wel weer in het onderwijs werken. Dat geldt zowel voor het primair als voortgezet onderwijs. Relatief veel leraren jonger dan 35 jaar verlaten het onderwijs. Bijna een derde van de leraren die het Amsterdamse onderwijs verlaten, valt in deze leeftijdsgroep. Dit aandeel is al jaren stabiel.
In schooljaar 2022/’23 nam het aantal nieuwe leraren in zowel het primair als het voortgezet onderwijs toe in vergelijking tot het jaar ervoor. Dat komt voor een groot deel doordat Weesp sinds maart 2022 onder de gemeente Amsterdam valt. Dit verklaart grotendeels de stijging van het totaal aantal leraren in het voortgezet onderwijs, al neemt dit aantal ook toe zonder de leraren in Weesp. In het primair onderwijs zou zonder de leraren in Weesp het aantal werkzame leraren in de gemeente Amsterdam zijn afgenomen.
Salarisschalen primair en voortgezet onderwijs gelijk getrokken
Tussen schooljaar 2016/’17 en 2022/’23 zijn leraren meer gaan verdienen. Amsterdamse leraren in het basis- en speciaal onderwijs zijn er in salaris gemiddeld 36 procent op vooruit gegaan. Leraren in het voortgezet onderwijs kregen er in dezelfde periode gemiddeld 15 procent bij.
De lonen zijn onder meer gestegen door de nieuwe cao’s. Sinds juli 2022 is er een nieuwe cao voor het primair onderwijs. Daarin gelden voor het eerst dezelfde salarisschalen en toelagen als in het voortgezet onderwijs. Het verschil tussen de lonen van leraren in het basis en voortgezet onderwijs is hierdoor afgenomen maar blijft bestaan.
Docenten in het voortgezet onderwijs verdienen gemiddeld 376 bruto meer per maand dan leraren in het basisonderwijs. In het basisonderwijs verdienden leraren in schooljaar 2022/’23 gemiddeld 4.383 euro bruto per maand en in het speciaal onderwijs gemiddeld 4.942 euro. Docenten in het voortgezet onderwijs verdienden een gemiddeld bruto maandsalaris van 4.760 euro.
Dit artikel is onderdeel van de lerarenmonitor. Alle nieuwe data bij de lerarenmonitor zijn te vinden in de datasets hiernaast.