Hoe verloopt de onderwijsloopbaan van een mbo-student in Amsterdam?
- 27 januari 2023
Sinds een aantal jaar monitort Onderzoek en Statistiek (O&S) de onderwijsloopbanen van leerlingen in het middelbare beroepsonderwijs (mbo) in Amsterdam. Om de onderwijsloopbanen in het mbo in kaart te brengen, kijken we naar een viertal indicatoren: inschrijvingen, sectorwisselingen binnen het mbo, startersresultaat en studiesucces.
MBO College Noord, Buikslotermeerplein (Foto: Edwin van Eis)
Voor alle indicatoren geldt dat we inzoomen op twee belangrijke kenmerken, waarvan in het voorgaande onderzoek geconcludeerd is dat die het grootste effect hebben op de onderwijsloopbaan van studenten, namelijk niveau en de sector van de mbo-opleiding. Alleen de sector Landbouw is in dit onderzoek niet meegenomen, omdat er in Amsterdam nauwelijks opleidingen worden aangeboden binnen deze sector.
Het gaat hier om studenten die aan een Amsterdamse locatie van een mbo-instelling studeren. Ook worden de uitkomsten vergeleken met de overige G4-steden. Alleen voor vergelijkingen met de G4 wordt gekeken naar studenten die in de stad wonen, omdat we geen locatiegegevens hebben van de instellingen in de overige G4-steden. Tot slot, vergelijken we ook de uitkomsten van de verschillende mbo-instellingen in de stad.
Inschrijvingen
Het aantal instromende mbo-studenten in Amsterdam is, na een lange tijd van stijging, aan het dalen. Bij cohort 2011/’12 ging het om ongeveer 4.800 studenten, bij cohort 2016/’17 om 6.100 studenten en bij cohort 2021/’22 om ruim 5.400 studenten. Van de Amsterdamse mbo-instellingen is het ROCvA het grootst, per cohort studeren zeven op de tien studenten aan deze instelling. De grootste daling door de tijd heen zien we bij het ROC TOP, terwijl het aantal leerlingen op het HMC al jaren gestaag stijgt. De daling van het aantal instromende studenten in Amsterdam tussen 2016/’17 en 2021/’22 zien we met name terug bij niveau 3 opleidingen en vooral in de sector Economie. Het aantal instromende studenten op niveau 4 neemt licht toe in dezelfde periode.
Sectorwisselingen binnen het mbo
Amsterdamse studenten wisselen relatief vaak van sector in vergelijking met de andere G4 steden en het landelijke gemiddelde. Dit zijn studenten die in het tweede studiejaar een studie volgen in een andere sector dan in het eerste jaar. Van de studenten die in 2020/’21 op het mbo zijn ingestroomd, volgt 23 procent een jaar later een opleiding in een andere sector. Landelijk en in de andere G4-steden ligt dit aandeel lager.
Studenten die een niveau 1 opleiding volgden en dus ook een Combinatie-opleiding wisselden vaker van sector (niveau 1 studenten volgen namelijk altijd een Combinatie-opleiding). Zij wisselen bijna altijd van sector als ze besluiten om door te studeren op niveau 2, waar Combinatie-opleidingen niet meer worden aangeboden. Het gaat om bijvoorbeeld de volgende opleidingen die vallen onder Combinatie-opleidingen: entree, assistent dienstverlening en zorg en assistent verkoop/retail). Ook voor ROC TOP studenten wisselen vaker van sector, omdat ze relatief vaker niveau 1/combinatie opleidingen volgen.. Daarnaast is in elk van de niveaus een lichte stijging te zien in het aandeel sectorwisselaars. Verder zagen we eerder een stijging van het aandeel Zorg en Welzijn-sectorwisselaars tussen 2014/’15 en 2016/’17; van 9 procent naar 15 procent. Inmiddels is dit weer gedaald naar 6 procent. In de sector Techniek zien we een zelfde patroon: van 10 procent in 2013/’14 naar 22 procent in 2015/’16 en inmiddels weer gedaald naar 10 procent.
Startersresultaat
Zowel landelijk, als in Amsterdam zagen we een stijging van het aandeel studenten dat een jaar nadat ze zijn ingestroomd nog aan dezelfde instelling studeert of het diploma al heeft behaald (startersresultaat). De studenten die geen startersresultaat hebben behaald zijn dus overgestapt naar een andere onderwijsinstelling of staan niet meer ingeschreven bij een onderwijsinstelling. Het startersresultaat was voor studenten die wonen in Amsterdam 79 procent in 2011/’12 en is tussen 2016/’17 en 2020/’21 redelijk stabiel gebleven rond de 84 procent. Dit is vergelijkbaar met het landelijke gemiddelde. In de andere G4-steden is dit iets lager, met name in Rotterdam (80 procent).
Net als bij sectorwisselen, zien we dat het startersresultaat hoger is onder bepaalde groepen. Studenten die een niveau 3 of niveau 4 opleiding volgen behalen relatief vaker startersresultaat (87 procent en 86 procent). Het aandeel studenten op niveau 1 dat startersresultaat behaalt is een stuk lager dan gemiddeld, maar dit aandeel is wel gestegen tussen 2017/’18 en 2020/’21: van 61 procent naar 70 procent. Ook studenten die een Combinatie-opleiding volgen (die enkel op niveau 1 worden aangeboden) behalen relatief minder vaak startersresultaat. ROC TOP heeft meer studenten op niveau 1/die een Combinatie-opleiding volgen, waardoor ook deze studenten minder vaak dan gemiddeld startersresultaat behalen. Het aandeel studenten dat startersresultaat behaalt is in de sectoren Techniek, Economie en Zorg en Welzijn relatief stabiel rond de 85 procent.
Studiesucces
Van de studenten die in 2016/’17 startten met een mbo-opleiding, heeft in 2021/’22 twee derde studiesucces behaalt (66 procent). Dit is lager dan gemiddeld in Nederland (72 procent). Studenten behalen studiesucces als zij een diploma halen binnen de tijd die ervoor staat plus eventueel een jaar extra. Voor niveau-4 studenten is dit bijvoorbeeld vijf jaar. Het aandeel studenten dat studiesucces behaald is gedaald ten opzichte van eerdere jaren. Dit geldt voor alle instellingen en ook voor andere G4-steden en gemiddeld in Nederland. Deze daling is ook terug te zien op de verschillende niveaus en sectoren. Alleen het aandeel studenten op niveau 2 dat studiesucces behaalt, is stabiel ten opzichte van een jaar eerder, rond de 73 procent.