Honderd jaar vrouwen in de Amsterdamse politieke arena
- 9 maart 2022
Voor het eerst zijn er cijfers die laten zien hoe Amsterdamse vrouwen de afgelopen honderd jaar gebruik maakten van het recht zich kandidaat te stellen bij raadsverkiezingen. Ze tonen een lange weg bergopwaarts. Van zeventien vrouwen op het stembiljet van 1921 tot 230 kandidates voor de raad in maart 2022.
Het is verkiezingstijd in Amsterdam, het jaar is 1921. Nummer 4 voor de Communistische Partij Holland staat Hendrika van Zelm, oprichtster van de 'Vrouwenvereeniging tegen den oorlog en zijn gevolgen (…)'. Elders op het stembiljet de Vrijzinnig Protestantse Jacoba Mossel, de eerste vrouw met een akte Godsdienstonderwijs, een van de eerste vrouwelijke predikanten in Nederland.
Hendrika wint een zetel, Jacoba niet, maar dat zij zich als vrouw kandidaat kunnen stellen is dat jaar voor het eerst in Amsterdam. Aletta Jacobs, prominent strijdster voor vrouwenkiesrecht, kreeg in 1883 nog van de Hoge Raad te horen: “Volgens den Geest onzer Staatsinstellingen is aan de vrouw geen kiesrecht of stemrecht verleend.”
Op 16 maart 2022 staan er 230 vrouwen kandidaat bij de Amsterdamse raadsverkiezingen en 310 mannen. Dat zijn negen vrouwelijke kandidaten meer dan in 2018. Daarmee is de man-vrouwverhouding op 41 procent gekomen. “Beter laat dan nooit,” zou Aletta hebben verzucht.
Voor het eerst zijn er nu cijfers die laten zien hoe Amsterdamse vrouwen de afgelopen honderd jaar gebruik maakten van hun ‘passief’ kiesrecht, het recht zich verkiesbaar te stellen. Tot 1940 schommelt het percentage vrouwelijke kandidaten rond de 15 procent. In 1978 wordt voor het eerst de grens van 20 procent gepasseerd om tot 2006 op te lopen naar 30 procent. Sindsdien is de spurt ingezet naar de 40 procent deelname.
Ook is het aantal mannen en vrouwen dat zich kandidaat stelt door de jaren heen flink toegenomen. 2018 Spant de kroon met 564 personen (2022: 558), terwijl de kieslijst in 1921 slechts 175 deelnemers telt. Dieptepunt is 1946 met maar vijftig kandidaten, die bovendien noodgedwongen door de overheid zijn ‘aangewezen’. Het land is in wederopbouw en in alle haast wordt een raad geformeerd.
Dolle Mina
Een kandidaat heeft stemmen nodig om een raadszetel te veroveren. De cijfers tonen dat pas sinds 1978 het percentage stemmen uitgebracht op vrouwen structureel boven de 10 procent komt. Dat zijn stemmen van vrouwen én mannen. De uitschieter in 1962 komt vooral op het conto van een van de eerste na-oorlogse lijsttreksters, Nel Snel-Warries van de Pacifistisch-Socialistische Partij (PSP).
Tot die tijd lijkt het erop dat vrouwen, als ze al stemmen, dat voor het overgrote deel doen op de lijsttrekker van een partij. En dat zijn vrijwel altijd mannen. Was vrouwelijke kandidatuur haar tijd te ver vooruit?
In de jaren zeventig begon dat percentage te groeien, waarschijnlijk mede onder invloed van actiegroepen als Dolle Mina en feministische stromingen zoals Rooie Vrouwen (PvdA) binnen de politieke partijen. In de tweede helft van de jaren tachtig groeide het percentage stemmen op een vrouw naar een kwart van de uitgebrachte stemmen. Daar bleef het een aantal verkiezingen lang steken, totdat het deze eeuw doorgroeide naar de helft, met opvallende dalingen in 2010 en 2014.
Radicale oplossing
Hoe hoger de plaats op de lijst, hoe groter de kans gekozen te worden. Ook daarin is sprake van een opmars, zij het met een lange aanloop. In 1921 had de Sociaal Democratische Arbeiderspartij de meeste (23) kandidaten. De partij won 14 zetels en toch kregen maar twee vrouwelijke kandidaten een zetel. Ze stonden op plaats 4 en 9 en een weinig kansrijke 22e plaats.
Anno 2022 valt bij GroenLinks te kiezen uit veertig kandidaten. De helft is vrouw en zeven van hen staan in de top tien. Bij de voorgaande verkiezingen in 2018 won de partij tien zetels. De conclusie lijkt voor de hand te liggen: er komen pas meer vrouwen in de volksvertegenwoordiging als ze ook op verkiesbare plaatsen staan.
Hoogst zelden staan er meer dan 50 procent vrouwen kandidaat voor een partij. Vrouwen die het vechten tegen de bierkaai zat zijn kiezen daarom wel eens voor de meest radicale oplossing. In 2018 telde Lijst 17 (Oudenallen) uitsluitend 18 vrouwen, net als in 1946 de partij met de veelzeggende naam ‘Praktisch Beleid’ met acht kandidates en in 1921 de lijst ‘Jacoba Mossel’ met vijf vrouwen.
Over het onderzoek
Tot nu toe was er weinig bekend over vrouwen en mannen als kandidaat bij raadsverkiezingen. De cijfers beperken zich tot percentages en aantallen veroverde zetels en wethoudersposten. Historische cijfers van meer dan 50 jaar geleden zijn lastig te vinden. Ze zijn niet digitaal beschikbaar en zitten verstopt in krantenartikelen en rapportages, opgeslagen in archieven van stad, Rijk of universiteiten.
De zoektocht naar data over de Amsterdamse kandidaatstelling startte bij het gemeentelijke Bureau Verkiezingen, waar een ordner met oude kieslijsten tevoorschijn kwam. Het Stadsarchief van Amsterdam was de vindplaats van microfiches vol vergeten kranten en mappen vol verkiezingsmateriaal. Het resultaat was een forse Excel die kon worden aangevuld met gegevens van de krantensite Delpher, mailtjes naar betrokkenen en ‘gewoon’ googelen.
Op deze manier zijn van de 7279 kandidaten (95 procent) die sinds 1921 deelnamen aan de verkiezingen de namen achterhaald. Omdat sommigen meerdere keren kandidaat stonden levert dat een totaal op van 5263 unieke namen. Van 98 procent van de bekende kandidaten is het vrijwel zeker dat het om een vrouw of man gaat. Daarbij is gebruik gemaakt van de aanduiding (m) of (v) op het stembiljet, toevoegingen als ‘mevrouw’ of ‘mejuffrouw’ en waar nodig aanvullend onderzoek. De afgelopen jaren zijn er kandidaten die niet in de categorie man of vrouw geplaatst willen worden. Zij zijn onder de categorie overig/onbekend meegerekend.
Het onderzoek werd uitgevoerd door auteur Harry Stork in samenwerking met Onderzoek en Statistiek van de Gemeente Amsterdam. De dataset wordt beheerd door Onderzoek en Statistiek. De foto's in de collage zijn afkomstig van Wikipedia en Stadsarchief Amsterdam.