Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

“Jonge gezinnen vinden een grote woning belangrijker dan de stedelijke omgeving”

Waarom verhuizen steeds meer Amsterdammers naar de regio? De verklaring ligt voor een belangrijk deel bij de veranderende samenstelling van de bevolking van de stad. Dat ontdekte O&S-onderzoeker Hester Booi tijdens haar promotieonderzoek. "Het zijn vooral jonge gezinnen die voor de keus staan: in Amsterdam blijven of verhuizen naar de regio. Daarvan zijn er steeds meer. De uitstroom neemt daardoor toe."

O&S-onderzoeker Hester Booi met haar proefschrift "Staying in the city or moving to the suburbs".

“Ik heb altijd wel een beetje een haat-liefdeverhouding met de stad gehad”, vertelt Booi. Ze zat in Amsterdam op school. “Daarna, toen ik ging studeren, wist ik heel zeker dat ik niet in de stad wilde blijven. Toen ben ik naar Wageningen gegaan. Maar na vijf jaar daar dacht ik juist: hoe kom ik hier weer weg?” Na tien jaar weer in Amsterdam te hebben gewoond, vertrok ze anderhalf jaar geleden. Nu woont ze weer in de buurt van Wageningen.

Haar persoonlijke verhuisgeschiedenis ligt ten grondslag aan Boois promotieonderzoek. Ze onderzocht hoe en waarom de verhuisstromen van de stad naar de regio in de afgelopen twee decennia veranderden. Sinds het begin van deze eeuw is de uitstroom uit de stad flink toegenomen.

“Toen ik begon met mijn onderzoek bestond het idee dat de stad echt de toekomst had en dat iedereen liever in de stad wilde wonen dan in de regio. Onderzoekers dachten dat mensen meer stedelijke woonvoorkeuren hadden gekregen. Gezinnen zouden langer in de stad blijven wonen”, vertelt Booi. Over dat idee had ze haar twijfels.

Nu blijkt dat de woonvoorkeuren juist heel stabiel zijn over de tijd. De voorkeur om in de stad te wonen is niet toegenomen in de afgelopen twintig jaar. Mensen willen nog steeds graag in de stad wonen, maar ook graag in een huis dat groot genoeg is. Dat geldt voornamelijk voor gezinnen. Het gebrek aan grote woningen in de stad zorgt ervoor dat veel gezinnen uit de stad vertrekken. Zij vinden de grootte van de woning belangrijker dan een stedelijke omgeving.

Hbo- en wo-opgeleiden drukken hun stempel

De uitstroom uit de stad is voor een flink deel te verklaren doordat er vooral veel jonge mensen zijn bijgekomen. Booi: “steeds meer jonge mensen komen naar Amsterdam om een hbo- of wo-opleiding te volgen. Zij ontmoeten vaak tijdens hun studietijd iemand anders met wie zij daarna een gezin beginnen.” Gezinnen met jonge kinderen vertrekken het vaakst uit de stad. Hbo- en wo-opgeleide ouders hebben op een gegeven moment de keuze: blijf ik in de stad met mijn gezin of verhuis ik toch naar de regio.

De jonge gezinnen komen steeds vaker terecht in specifieke gebieden in de MRA, zoals delen van Haarlem en Hilversum. Daar kunnen de gezinnen huizen vinden die groot genoeg zijn en in een kindvriendelijke omgeving staan. Op die plekken groeit het aandeel hbo- en wo-opgeleiden en neemt de instroom van huishoudens met een hoog inkomen toe. De huur- en huizenprijzen stijgen vervolgens waardoor er steeds minder mensen van de lagere sociaaleconomische klasse kunnen wonen. Dat proces vindt al veel langer plaats in de stad, maar nu dus ook in delen van de MRA.

“Vooral de demografie is dus bepalend voor de verhuisprocessen”, legt Booi uit. “Het heeft een enorm effect dat steeds meer mensen een hbo- of wo-opleiding volgen en daarvoor naar de stad toekomen. Ook door de groeiende kenniseconomie trekken jonge mensen uit binnen- en buitenland naar steden. Hbo- en wo-opgeleiden drukken steeds meer een stempel op hoe steden zich ontwikkelen en daarmee ook de gebieden daaromheen.”

Toepassingen van het onderzoek

Booi richt zich op Amsterdam en de MRA, maar haar onderzoek is ook toepasbaar op andere grote steden en hun regio’s. “Vooral de noordelijke steden in Europa hebben vergelijkbare zorgen en zien diezelfde trend van vertrek van gezinnen.” Binnen Nederland heeft vooral Utrecht een vergelijkbare instroom als Amsterdam. De woningvoorraad is daar wel gevarieerder, waardoor de uitstroom van gezinnen er kleiner is.

Het onderzoek kan een leidraad zijn voor nieuw woonbeleid. “De belangrijkste boodschap is dat het vertrek zo groot is vanwege het gebrek aan grotere woningen”, aldus Booi. “Maar als je grote woningen gaat toevoegen, gaat dat ten koste van andere soorten woningen. Dat is altijd het dilemma in nieuwbouwbeleid. Je kan nooit opbouwen tegen alle vraag.”

Boois onderzoek brengt niet alle verhuisstromen binnen de MRA in kaart. “Het grootste vraagstuk dat openligt, is: hoe is de groep van mensen die in de stad komen wonen veranderd door de tijd? Voor zover we weten bestaat de instroom vooral uit hoogopgeleide mensen met hoge inkomens. Maar waar gaan de mensen met een laag inkomen heen? Is die stroom opgedroogd of gaan zij direct in andere gemeenten binnen de MRA wonen?”

Booi heeft haar promotieonderzoek gedaan naast haar werk bij O&S. “Het was heel fijn om echt de diepte in te kunnen gaan met dit onderzoek en me academisch te verbreden. Maar het was natuurlijk wel jarenlang een gevecht om de tijd. Het duurde best een tijd voor ik goed in een ritme zat. Als er een deadline was van een project van O&S, dan ging ik daar toch op mijn proefschriftdag aan werken.” Booi blijft aan het werk bij O&S. “Na mijn verdediging zou ik het wel heel fijn vinden om me te richten op andere onderwerpen dan wonen. Ik wil weer wat minder op het wooneilandje zitten!”

Hester Booi verdedigt haar proefschrift op vrijdag 24 mei aan de Universiteit van Amsterdam. Geïnteresseerden kunnen haar verdediging bijwonen. De verdediging vindt plaats om 11:00 uur in de Aula (Oude Lutherse Kerk) – Universiteit van Amsterdam.