Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Meer oudere Amsterdammers met een laag inkomen: hoe komt dat?

Relatief veel Amsterdammers boven de AOW-leeftijd hebben een laag inkomen. Ook blijft deze groep groeien. In dit artikel leggen we uit hoe dat komt. En we vergelijken de woonplek en het vermogen van AOW-gerechtigde Amsterdammers met een laag inkomen met die van inwoners in dezelfde leeftijdsgroep met een hoger inkomen.

In de afgelopen tien jaar is het aantal Amsterdammers van 65 jaar en ouder met een derde gestegen. Deze toename is vooral toe te schrijven aan de groei van het aantal oudere inwoners met een migratieachtergrond. Die groep blijft naar verwachting ook in de toekomst het sterkst groeien. In 2050 zal naar schatting de helft van de oudere Amsterdammers een migratieachtergrond hebben.

Tegelijkertijd wonen steeds meer oudere Amsterdammers alleen. Deze twee kenmerken - het hebben van een migratieachtergrond en alleen wonen - hangen sterk samen met een laag inkomen. Alleenwonenden hebben doorgaans maar één inkomen. Oudere inwoners met een migratieachtergrond zijn vaak in het buitenland geboren, waardoor zij vaker te maken hebben met een beperkte pensioenopbouw en een AOW-gat.

Huishoudens met ten minste één persoon boven de AOW-leeftijd noemen we AOW-huishoudens. O&S houdt bij hoe hoog het gemiddeld besteedbaar inkomen van AOW-huishoudens is ten opzichte van het gemiddeld besteedbaar inkomen in Nederland. Een inkomen tot de helft van dat Nederlandse gemiddelde noemen we een laag inkomen.

In 2022 had 46 procent van de Amsterdamse AOW-huishoudens een laag inkomen. Dat komt neer op ruim 40 duizend huishoudens. In 2014 ging het nog om 41 procent. Deze groep is in deze periode ook absoluut gezien veel sterker gegroeid dan de hogere inkomensgroepen. Er is voor deze AOW-huishoudens met een laag inkomen over het algemeen weinig perspectief op verbetering van hun financiële situatie.

Amsterdamse AOW-huishoudens hebben vaker een laag inkomen dan de AOW-huishoudens gemiddeld in Nederland. Van de Nederlandse AOW-huishoudens heeft 28 procent een laag inkomen. Ook in de andere G4-steden hebben deze huishoudens minder vaak een laag inkomen. Dat komt doordat in Amsterdam een relatief groot aandeel vanaf de AOW-leeftijd alleen woont of een migratieachtergrond heeft. Juist deze groepen hebben een verhoogde kans op een laag inkomen.

Het vermogen van de Amsterdamse AOW-huishoudens met een laag inkomen is veel lager dan dat van andere Amsterdamse AOW-huishoudens. Om de vermogens te vergelijken, kijken we niet naar het gemiddelde maar naar het mediane vermogen. Als we alle vermogens van de AOW-huishoudens van laag naar hoog rangschikken, is het middelste vermogen de mediaan. De helft van de vermogens ligt daar dus boven en de andere helft ligt juist lager.

Het mediane vermogen van AOW-huishouden met een laag inkomen is 4.855 euro. Bij een laag middeninkomen is dit 70.021 euro en bij een hoog midden- tot hoog inkomen is het 707.577 euro. Dit grote verschil is grotendeels te verklaren doordat AOW-huishoudens met een laag inkomen vaker in een huurwoning wonen. De hogere inkomensgroepen bezitten meestal een eigen woning.

AOW-huishoudens met een laag inkomen wonen over het algemeen in andere wijken dan AOW-huishoudens met een hoog midden- tot hoog inkomen. De AOW- huishoudens met een laag inkomen wonen vaker in West, Oost, Noord en Zuidoost. Aan de andere kant zijn huishoudens met een hoog midden- tot hoog inkomen bijvoorbeeld te vinden in de wijken in Oud-Zuid en Zuidas, Omval/Overamstel, Noordelijke IJ-oevers-West en Grachtengorden-West en -Zuid.

Een laag inkomen hangt ook sterk samen met de gezondheid van Amsterdammers; in wijken met veel inwoners met een lage sociaaleconomische status (SES) is de gezonde levensverwachting veel lager dan wijken met weinig inwoners met een lage SES. Dat geldt dus ook voor Amsterdammers boven de AOW-leeftijd. In bepaalde wijken brengen oudere inwoners een groter deel van hun leven in minder goede gezondheid door.