Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

Prognose: 18 procent huishoudens Amsterdam ook met prijsplafond in energiearmoede

Wanneer vanaf 2023 het prijsplafond voor energie wordt ingevoerd, zijn de energielasten voor bijna 1 op de 5 Amsterdamse huishoudens naar verwachting nog steeds boven 10 procent van het inkomen. In dat geval wordt gesproken van energiearmoede. Dat blijkt uit een schatting van Onderzoek en Statistiek (O&S) op basis van de nieuwe maximumprijzen voor gas en elektriciteit en enquêtegegevens over het feitelijke verbruik van huishoudens in 2021.

Het gaat hier nadrukkelijk om een schatting. Veel factoren zijn immers onzeker: in hoeverre besparen huishoudens op energie, hoe koud wordt de winter en hoe ontwikkelen de energieprijzen zich bijvoorbeeld. Wel is rekening gehouden met de 10 procent stijging van uitkeringen per 1 januari 2023.

Van alle huishoudens leeft naar verwachting 18 procent in energiearmoede bij de tarieven van het prijsplafond. Dat wil zeggen dat zij 10 procent of meer van het huishoudensinkomen kwijt zijn aan de energielasten. Het gaat om ongeveer 89.000 huishoudens. Als compensatie voor de hoge energielasten keerde de gemeente tot nu toe aan ongeveer 81.000 huishoudens een eenmalige energietoeslag uit van 800 euro. In november krijgen deze huishoudens nogmaals 1.000 euro. De aanvraag voor de toeslag van 11.000 andere huishoudens is nog in behandeling.

Halverwege 2021, voor de sterke stijging van de energieprijzen, was er voor 9 procent van de huishoudens sprake van energiearmoede. De energietarieven lagen toen gemiddeld 77 procent lager dan de tarieven van het prijsplafond. Vooral voor huishoudens in de laagste inkomensgroep zijn de lasten vaak hoog: ongeveer de helft kan in energiearmoede terecht komen (figuur hieronder). Maar ook onder andere inkomensgroepen komt energiearmoede bij de prijsplafondtarieven veel meer voor dan voor de energieprijsstijgingen.

Meeste energiearmoede in Zuidoost en Noord bij prijsplafond

Bij de tarieven van het prijsplafond is er voor huishoudens in stadsdeel Zuidoost naar verwachting het vaakst sprake van energiearmoede (27 procent van de huishoudens). Ook in Noord en Nieuw-West gaat het om meer dan 20 procent. Dit hangt er vooral mee samen dat relatief veel huishoudens hier een laag inkomen hebben. Huishoudens in Noord hebben daarnaast relatief hoge energielasten. Factoren die hiermee samenhangen zijn de grootte van de woning, het energielabel en de vraag of het een appartement (zuiniger) dan wel eengezinswoning (minder zuinig) betreft. Ook de omvang van het huishouden speelt een rol. Tenslotte geldt dat ouderen gemiddeld relatief hoge energielasten hebben, omdat ze meer thuis zijn en om gezondheidsredenen.

Werkwijze

Voor deze prognose zijn zelf gerapporteerde energielasten uit 2021 (mei-juni) opgehoogd met het verschil in energietarieven tussen het peilmoment in 2021 en de tarieven van het prijsplafond vanaf januari 2023. Tot een verbruik van 1200 kubieke meter gas geldt dan een maximumprijs van €1,45 per kuub en tot een elektriciteitsverbruik van 2900 kilowattuur kost elektriciteit maximaal €0,40. Voor de prognose zijn de opgehoogde energielasten vergeleken met het totale huishoudensinkomen. Hierbij is rekening gehouden met de stijging van het minimumloon en daaraan gerelateerde uitkeringen (AOW, bijstand, Wajong) met 10,15 procent vanaf 1 januari. De verwachte energielasten zijn niet gecorrigeerd voor eventuele energiebesparingen ten opzichte van 2021 (versnelde verduurzaming, ander gedrag).

Voor 2023 is vooralsnog een nieuwe eenmalige toeslag van 800 euro voorzien voor huishoudens met een inkomen tot 120 procent van het sociaal minimum. Deze is niet meegenomen in de schatting en wordt, net als de precieze invulling en ingangsdatum van het prijsplafond, beschouwd als een van de onzekerheden van de schatting.