“De welvaart komt vooral bij de groep terecht die het al goed heeft”
- Marretje Oomen
- 29 september 2025
De ongelijkheid in Amsterdam is groot en lang niet alle inwoners leiden een zorgeloos leven. Dat blijkt uit de dertiende editie van het rapport De Staat van de Stad van Onderzoek en Statistiek (O&S). Hoofd onderzoek Lotje Cohen en Staat van de Stad-projectleider Ellen Lindeman zien de ongelijkheid toenemen. “Hoe blijft Amsterdam de stad waar iedereen zich op zijn plek voelt?”

Ellen Lindeman (links) en Lotje Cohen
“De Staat van de Stad is in 2000 ontstaan vanuit een behoefte aan cijfers op het sociale domein. Langzaamaan is het uitgegroeid tot een steeds groter rapport”, vertelt Lindeman. “Naast participatie kijken we ook bijvoorbeeld naar bevolkingssamenstelling, ontwikkelingen op het gebied van economie, duurzaamheid, leefbaarheid en veiligheid. Het is eigenlijk steeds meer een staat van de gehele stad op heel veel terreinen geworden.” De onderzoekers kijken ook naar verschillen tussen groepen en tussen gebieden.
O&S brengt het onderzoek elke twee jaar uit. Ongeveer 5.500 inwoners van de gemeente Amsterdam van 18 jaar en ouder vullen een vragenlijst in. De onderzoekers vullen de enquêteresultaten aan met cijfers uit allerlei andere bronnen.
Volgens Cohen brengt deze editie een ontwrichtende scheidslijn aan het licht. “We zien nu dat de verschillen in vermogen tussen groepen enorm toenemen.” Dat toenemende verschil komt vooral door de scheidslijn tussen huizenbezitters en niet-huizenbezitters. “Dat is in heel Nederland het geval, maar in Amsterdam zijn de huizen natuurlijk heel veel waard.”
Het zijn vooral de huishoudens met tweeverdieners die huizenbezitter zijn. Aan de andere kant kunnen alleenstaanden zich vaak geen eigen koopwoning veroorloven. Hoewel er in Amsterdam veel meer alleenstaanden wonen dan koppels, ligt het grootste deel van het vermogen juist bij die tweede groep.
Volgens Lindeman is daarnaast ook de inkomensongelijkheid in de stad groot. “Het gemiddelde inkomen in de stad stijgt en beweegt zich steeds meer richting het landelijke gemiddelde. Dus je zou kunnen denken: het gaat op dat vlak goed in de stad.” Maar er zijn tussen inwoners grote verschillen. “Er is een grote groep met een heel laag inkomen en aan de andere kant een grote groep met een heel hoog inkomen.”
Voor wie is de stad?
Die mensen met een laag inkomen hebben het volgens Lindeman ook steeds moeilijker in de stad. “Onder Amsterdammers met een laag inkomen geeft driekwart aan moeite te hebben met rondkomen. En dat aandeel is gestegen.”
Het is een van de ontwikkelingen waaruit een allesomvattende vraag rijst volgens Cohen: “Voor wie is de stad?” Zo kunnen Amsterdamse jongeren die in de stad geboren en getogen zijn hier geen huis vinden. En mensen met weinig geld zien in hun buurt allemaal dure koffiezaakjes. “Maar ik doel ook op het toerisme en de drukte waar mensen in de binnenstad last van hebben.”
Ook de grote omloopsnelheid van de bevolking raakt aan die vraag. Het aandeel geboren Amsterdammers nam tussen 2000 en 2025 af van 45 naar 35 procent. En de gemiddelde woonduur in de stad daalde van 20 naar 18 jaar.
“Er zijn steeds meer mensen tussen de 20 en 35 jaar die naar de stad komen, vaak vanuit Europese landen, die tijdelijk in de stad wonen. Zij komen vaak in particuliere huurhuizen terecht en gaan snel weer weg”, vertelt Cohen.
Volgens haar is het nadelig voor de leefbaarheid als er in wijken veel van dit soort particuliere huurwoningen zijn waar mensen kort in blijven wonen. Zo zijn deze bewoners vaak minder betrokken bij hun buurt. Mede daardoor is er vaak een lage mate van sociale cohesie.
Ook andere factoren zetten de leefbaarheid in de stad onder druk. Zo neemt de overlast van personen met verward gedrag in de stad toe. Vooral bewoners van Burgwallen-Nieuwe Zijde, Westlandgracht, De Punt, de Dapperbuurt en de Oosterparkbuurt hebben hier last van. Cohen: “Dat was drie jaar geleden echt minder.”
Zorg en onderwijs
Dat de stad steeds vooral gunstig voor de allerhoogste inkomens is, heeft ook als gevolg dat jonge mensen die in de zorg, het onderwijs of de techniek werken, vaak niet in de stad kunnen wonen. Hierdoor is de kans groot dat zij op termijn de Amsterdamse arbeidsmarkt verlaten en hun beroep dichter bij huis gaan uitoefenen.
Juist in deze sectoren zijn al grote arbeidstekorten doordat daar veel personeel de AOW-leeftijd bereikt. Ondertussen zorgt de vergrijzing dat er een steeds groter beroep op de zorg wordt gedaan. Het lerarentekort was in de stad altijd al hoog. Dat leidt ertoe dat de werkdruk het hoogst is onder Amsterdammers die in de zorg en in het onderwijs werken.
Naast de hoge lerarentekorten ziet Cohen nog een onverwachte ontwikkeling in het onderwijs: “Er zijn meer leerlingen op de havo en vmbo-t die hun diploma niet halen. Dat aandeel is in Amsterdam vergeleken met de rest van Nederland echt hoger. Waar dat precies door komt, gaan we nog uitzoeken.”
Geluk ongelijk verdeeld
Uit de vorige editie van De Staat van de Stad bleek dat het geluksgevoel vooral onder jongvolwassenen en vrouwen sterk daalde. Lindeman deed daar vorig jaar samen met een collega aanvullend onderzoek naar. “Het is een algemene trend die al langer gaande is, dat dalende geluksgevoel. Ik denk dat door corona het aandeel gelukkigen onder jongvolwassenen nog harder afnam”, legt Lindeman uit.
Die trend lijkt zich nu niet verder voort te zetten. Lindeman: “De GGD ziet in zijn Monitor Jongvolwassenen ook dat die daling tot stilstand komt.” Cohen vult aan: “Bij de jongvolwassenen als gehele groep is het geluksgevoel veel lager dan het tien jaar geleden was, maar ten opzichte van twee jaar geleden is het niet verder gedaald.”
Volgens Cohen blijft het ervaren geluk ongelijk verdeeld in de stad. “Er zijn nog steeds specifieke groepen, zoals de basisopgeleide mensen, waarin we nog wel zien dat de gelukscijfers echt veel lager zijn dan in andere groepen.”
Dat geluksgevoel blijkt sterk samen te hangen met de problemen die inwoners hebben. Van de inwoners die weinig te maken hebben met problemen is tussen de 80 en 85 procent gelukkig. Aan de andere kant is dat onder Amsterdammers die kwetsbaar zijn en te maken hebben met problemen als een ongunstige woonsituatie of sociale isolatie slechts 31 procent.
“Dat cijfer maakt het voor mij heel voelbaar wat het nou betekent als je die problemen hebt,” zegt Cohen. “Zeker, de stad staat er positief voor. Op allerlei domeinen gaat het goed, maar dat komt vooral terecht bij de groep die het al goed heeft.”
O&S maakt De Staat van de Stad voor beleidsmakers op verschillende niveaus. Volgens Lindeman en Cohen is het onderzoek belangrijk doordat het ook de samenhang tussen de verschillende ontwikkelingen verduidelijkt. Dat doen de onderzoekers onder andere door naar de brede welvaart in de stad te kijken. Cohen: “Dat maakt het een interessant product. Ook voor bestuurders, voor de nieuwe coalitieperiode.”