Van Hollerith-machine naar big data
- 29 november 2019
Het traditionele OIS-symposium rondom de presentatie van het jaarboek was deze keer een bijzonder verjaardagsfeestje. Er kon worden teruggekeken op maar liefst één en een kwart eeuw verzameling en verwerking van Amsterdamse cijfers. Maar er was ook een blik op de toekomst, op ‘big data’, maar vooral op de vraag hoe we onze welvaart willen meten in tijden van toenemende tweedeling en ecologische uitputting.
Een keur aan medewerkers vertelt waar Onderzoek, Informatie en Statistiek zich de afgelopen 125 jaar zoal mee bezig heeft gehouden. Bas Broekhuizen presenteert de nieuwe website ‘Data en informatie’. Met actuele cijfers en onderzoeksresultaten, zo nodig interactief en visueel.
Het kersverse Bureau van Statistiek publiceerde in de eerste jaren vooral tabellen. Het gebruik van grafieken nam begin vorige eeuw een hoge vlucht op nationale en internationale tentoonstellingen waarop Amsterdam zich presenteerde. In 1934 kregen deze grafieken een vaste plek in de Openbare Leeszaal.
Uit het jubileum boekje O+S 11x10.
In die tijd was ook het besef gegroeid dat je met grafieken een verhaal kon vertellen dat ‘gewone’ mensen konden begrijpen. En dan niet met abstracte lijn- en staafgrafieken, maar met beeldtaal met telbare icoontjes.
Nieuwe druktechnieken maakten in de jaren tachtig de nog levendiger ‘infographics’ mogelijk. Ook OIS, toen nog Onderzoek en Statistiek geheten, ging zich hieraan te buiten. Met bijvoorbeeld kaarten die, achteraf gezien, nodeloos driedimensionaal waren gemaakt. Rond het jaar 2000 zorgde de digitalisering voor een nieuwe stap in de visualisatie: interactiviteit deed haar intrede. Alom werden ‘dashboards’ gepubliceerd waarop gebruikers de actuele stand van zaken konden aflezen. Nuttig, maar ook dit verwerd soms tot een automatisme, vertelt Broekhuizen.
Deze verdergaande visualisering is volgens Broekhuizen wel verklaarbaar. De menselijke hersenen zijn ‘hard wired’ voor het herkennen van grafische patronen. Mensen zijn ook geboren verhalenvertellers en luisteraars naar verhalen. Dat verklaart een trend van de laatste jaren: het inbedden van informatie in een verhaal, bijvoorbeeld opgedeeld in panelen alsof het een strip is, of in een animatie. Ook OIS maakt steeds vaker dit soort dataverhalen.
Vreemdelingen
Annika Smits belicht ‘de loop van de bevolking’; vanaf het begin een kernonderwerp van OIS. Sinds de Duitser Anton Sinkel in 1822 zijn spreekwoordelijke winkel op de Nieuwendijk opende, was er een gestage groei van het aandeel ‘vreemdelingen’ in de stad. In 1889 was het 1,6 procent. Bijna 90 jaar later is het door arbeidsmigratie opgelopen tot 5 procent en blijft het toenemen door immigratie uit het gedekoloniseerde Suriname. Ondanks deze aanwas liep de stad in die jaren leeg als gevolg van suburbanisatie.
Met de stadsvernieuwing in de jaren tachtig en onder meer de herontwikkeling van het Oostelijk Havengebied in de jaren negentig wordt geprobeerd gezinnen in de stad te houden. En met succes. Momenteel worden elk jaar nieuwe records bereikt: er vestigen zich steeds meer mensen, maar er gaan er ook steeds meer weg. De nieuwe vreemdelingen komen steeds meer uit Europa, met name uit het Verenigd Koninkrijk. Maar ook kenniswerkers uit India vinden een thuis in Amsterdam. Anno 2019 is het aandeel bewoners met wortels buiten Nederland 54 procent.
Religie
Een andere spectaculaire ontwikkeling is de ontkerkelijking. Terwijl in 1849 alle Amsterdammers te boek stonden als gelovig, is dat nu nog maar een derde, vertelt Laure Michon. Dit had gevolgen voor de kerkgebouwen in de stad. Die waren in aantal meegegroeid met de bevolking, maar vele ervan kwamen uiteindelijk leeg te staan. Ze werden afgebroken of kregen een andere bestemming. Zo werd de Sint Jozefkerk in Bos en Lommer in de jaren negentig een klimhal, om vervolgens dienst te doen als ‘vluchtkerk’ waar uitgeprocedeerde asielzoekers onderdak vonden. Daarna werd hij weer omgetoverd tot indoor speelhal.
Natuurlijk zijn er ook gebedshuizen bij gekomen, met name in de vorm van moskeeën. In het eerste jaarboek telde de stad zeven moslims, terwijl hun aandeel nu 13 procent van de bevolking is. In 1941 telde Amsterdam ook nog zo’n 80.000 joden, in 1954 nog maar 14.000. Hun lot vormt een zwarte bladzijde in de Amsterdamse geschiedenis.
Interessant zou het volgens Michon zijn om de groep ‘ongelovigen’ eens onder de loep te nemen. Wie noemt zich atheïst of agnost, of is te beschouwen als ‘ietsist’?
Sport laat in beeld
Het onderwerp sport werd pas laat door het Bureau van Statistiek in beeld gebracht, vertelt Bart Sleutjes. Pas met de Olympische Spelen van 1928 in Amsterdam werden er gegevens verzameld over sportbeoefening - bijna uitsluitend over het aantal leden van de verschillende sportverenigingen. Uit de eerste grote sportenquête in 1952 blijkt dat voetbal de grootste sport is en dat slechts 24 procent van de georganiseerde sporters vrouw is. Hun aandeel wordt minder na het huwelijk.
Vanaf 2000 is er meer aandacht voor individueel sporten en bewegen in het algemeen. Uit onderzoek blijkt dat de helft van de Amsterdammers voldoet aan de beweegnorm. Mannen en vrouwen sporten ongeveer evenveel, maar de voorkeuren verschillen: mannen voetballen bijvoorbeeld meer, terwijl vrouwen meer aan yoga doen. Fitness blijkt nu de meest beoefende sport, veelal individueel beoefend en variërend van rekken, strekken en joggen in het park, tot het lopen van een marathon.
Wonen
Ook op het gebied van huisvesting is er veel veranderd in de stad. Honderd jaar geleden leefden gemiddeld 4,5 personen in een woning, vaak met meerdere generaties bij elkaar en met kostgangers, vertelt OIS-onderzoeker Laura de Graaff. De woningen waren slecht geventileerd en sanitair ontbrak, waardoor er veel ziektes waren. Met de Woningwet van 1902 werd het de taak van de overheid om betere huisvesting te bewerkstelligen.
Vanaf de jaren dertig moesten duizenden door Van Eesteren geplande tuinstadwoningen licht, lucht en ruimte brengen. Ze kwamen er pas na de Tweede Wereldoorlog, om de naoorlogse ‘babyboom’ te huisvesten. Het inwonertal steeg naar de recordhoogte van 892.000 eind jaren vijftig en de woningbezetting daalde naar 3,5. In 2019 is dat inmiddels twee personen per woning; ruim de helft van de Amsterdammers woont alleen.
Een baby heeft nu gemiddeld 23 m2 woonruimte. Deze woonruimte per persoon groeit geleidelijk tot het 29ste levensjaar en blijft dan enige tijd gelijk als gevolg van gezinsvorming. Maar als de kinderen vertrekken en uiteindelijk op hogere leeftijd een partner overlijdt, komen er weer zeeën aan woonruimte vrij.
Of het aantal persoonlijke m2 in de toekomst blijft groeien is ongewis. Woningdelen wordt immers weer steeds gewoner, zegt De Graaff.
Vrouwenkiesrecht
Het Bureau van Statistiek maakte - precies een eeuw geleden - ook de invoering van het vrouwenkiesrecht mee. Spreker Sara Rubingh vertelt dat Aletta Jacobs in 1883 nog werd weggehoond - ook door de vrouwenbladen - toen ze in een brief aan de gemeenteraad om dat kiesrecht vroeg. In 1908 was Amsterdam zelfs even het middelpunt van de vrouwenkiesrechtbeweging, met 1.200 activistes uit 21 landen. In 1919 was het eindelijk zover en het aantal kiesgerechtigden verdubbelde. Bij de eerstvolgende gemeenteraadsverkiezingen werden meteen zes vrouwen gekozen. Dat aantal groeide geleidelijk en nu is zelfs een meerderheid vrouw.
Pas in 1978 was er de eerste vrouwelijke wethouder, Irene Vorrink. Weer veertig jaar later werd Femke Halsema de eerste vrouwelijke burgemeester.
Hollerith-machine
Het Bureau van Statistiek, O+S en OIS hebben grote veranderingen ondergaan wat betreft methodes en hulpmiddelen. Waar dat eerder handmatig gebeurde, werd vanaf eind jaren twintig op de ‘mechanische afdeling’ geteld en gesorteerd met ponskaartmachines, een uitvinding van de Amerikaan Herman Hollerith, de grondlegger van IBM. De ponskaart is in feite de eerste digitale informatiedrager, waarbij geopende of gesloten gaatjes de waarde 1 of 0 hebben.
Verdergaande digitalisering bracht in de jaren tachtig de datatapes waarmee medewerkers naar het rekencentrum in Zuidoost moesten om een berekening te laten uitvoeren, vertelt Lieselotte Bicknese. Midden jaren negentig hadden alle medewerkers een eigen pc waarmee dat kon.
OIS heeft een rijke traditie waar het gaat om het visueel presenteren. Niet dat het dat heeft uitgevonden: de meest gebruikte grafieken, tot en met de taartvorm, waren al in de 18e eeuw ontwikkeld in Engeland. Ook het combineren van cijferinformatie met geografische kaarten werd daar voor het eerst gedaan. Het droeg midden 19e eeuw bij aan de ontdekking dat vervuild drinkwater de besmettingsbron van cholera was.
In de voorgaande jaren was de vraag naar beleidsinformatie toegenomen. Onder andere als gevolg daarvan voerde het bureau steeds meer enquêtes uit. De meeste Amsterdammers waren met hun toen nog vaste telefoonaansluiting goed te vinden. In die tijd werd de ‘O’ toegevoegd aan de naam.
De huidige data-explosie brengt ook nieuwe onderzoeksvragen met zich mee en nu zijn de ogen gericht op big data en open data. Hierdoor werken er inmiddels evenveel data-engineers en ontwikkelaars bij OIS als onderzoekers.
Brede Welvaartsmonitor
Maar meten we wel de juiste dingen? Volgens ‘key note speaker’ Jan Pieter Smits is het BBP, het bruto binnenlands product, geen goede indicator van welvaart. De senior onderzoeker van het CBS en hoogleraar aan de TU Eindhoven is medebedenker van de Brede Welvaartsmonitor. In een vuistdik boek en lezingen pleit hij ervoor om de kwaliteit van leven als belangrijkste uitgangspunt te nemen voor een welvaartsindicator en niet louter het BBP. Daarbij moeten zaken als gelijkheid, duurzaamheid, gezondheid en onderwijs meetellen. Dus meten wat ertoe doet, voor hier en nu, én daar en later.
Het is waar dat Nederland sinds de crisis van 2008 economische groei heeft doorgemaakt, maar ondertussen bevinden we ons in een ecologische en klimatologische crisis, is de ongelijkheid toegenomen, zijn veel burgers niet betrokken bij veranderingsprocessen en gaat de groei ten koste van het welzijn in arme landen en van toekomstige generaties.
Het brede welvaartsbegrip staat inmiddels op de agenda van de OESO, de Organisatie voor Economische Samenwerking en Ontwikkeling, en wordt onderschreven door 65 landen. Het is de bedoeling om tot een robuust meetsysteem voor de lange termijn te komen dat niet door een willekeurige regering naar eigen believen kan worden aangepast.
Volgens de CBS-onderzoeker kan de Brede Welvaartsmonitor ook op regionaal en gemeentelijk niveau worden geïmplementeerd. “Dus ik denk dat we nog wel eens in gesprek zullen komen”, aldus Smits.
Fact free politics
Wethouder Marieke van Doorninck benadrukt het belang van objectieve informatievoorziening voor politieke bestuurders. De Nederlandse burger heeft nog een groot vertrouwen in de wetenschap, maar met de opkomst van ‘fact free politics’ wordt dit geleidelijk ondermijnd. In de politiek wordt wetenschap ‘ook maar een mening’ genoemd, en klimaatverandering een ‘hoax’. Planbureaus als het CPB en PBL worden terzijde geschoven.
Van Doorninck is geen voorstander van ‘modellenpolitiek’, maar ziet het als een opgave om de cijfers tot leven te laten komen. Om een ‘verhaal over mensen’ te vertellen bij het presenteren van koude cijfers. Daar heeft zij wetenschappers en dataverzamelaars hard bij nodig.
Bij de uitreiking van het jaarboek aan de wethouder blijkt overigens dat het jubileum tegelijk een afscheidsfeestje is. Dit is het laatste jaar dat het fysieke jaarboek verschijnt!