Direct naar inhoudDirect naar contactgegevens

De milieu-effecten van materiaalgebruik in Amsterdam 2023

Om de milieuschade veroorzaakt door het materiaalgebruik in Amsterdam te voorkomen was in 2020 in totaal 5,6 miljard euro nodig geweest. Deze kosten zijn niet gemaakt. Daardoor worden de uiteindelijke, hogere kosten van de veroorzaakte milieuschade op een andere manier gepresenteerd: aan onszelf, mensen elders en onze (achterklein)kinderen. Als deze preventiekosten meegenomen zouden worden in de prijs van materialen en goederen, dan zou alles zo’n 42 procent duurder zijn. Een groot deel van de kosten van onze consumptie is dus verborgen.

Zo is de broeikasgasuitstoot door het brandstoffengebruik in de stad maar 22 procent van de totale broeikasgasuitstoot waar de Amsterdamse economie voor verantwoordelijk is. De andere 78 procent van de broeikasgasuitstoot wordt veroorzaakt door consumptie van materialen en spullen, en wordt dus elders uitgestoten.

De klimaatvoetafdruk is maar 29 procent van de totale milieukosten van de Amsterdamse consumptie. De overige 71 procent wordt verklaard door natuurvergiftiging (40 procent), grondstoffenschaarste (27 procent), en schade aan de menselijke gezondheid (4 procent). Het verduurzamen van de stad houdt dus meer in dan alleen het aanpakken van de klimaatvoetafdruk – ook andere milieu-effecten behoeven aandacht.

Amsterdam heeft als doel in 2030 50 procent minder nieuw niet-hernieuwbaar materiaal te gebruiken. Efficiënter materiaalgebruik kan helpen om de milieudruk te verlagen, maar de mate waarin verschilt per productgroep. Hoe groter de impact per kilo, hoe meer milieuwinst er potentieel geboekt kan worden. Zo zitten de grootste totale milieukosten in de groepen voedsel, fossiele brandstoffen en witgoed en elektronica.

Binnen de bouwsector verdient het hergebruiken van metaal- en houtproducten de meeste aandacht, wegens de hogere milieukosten per kilo. De overheid en bedrijven kunnen de milieubelasting van de stad beperken door vermindering van aankoop van nieuwe machines, transportmiddelen en chemische goederen, en door zoveel mogelijk te hergebruiken. Amsterdammers kunnen met vermindering en hergebruik van witgoed en elektronica de milieubelasting reduceren. Ook een verschuiving in het voedselpatroon van Amsterdammers kan veel bijdragen aan de vermindering van de voetafdruk van de stad.

Voedsel is een van de speerpunten van de Strategie Amsterdam Circulair 2020-2025 (19 mei 2020), maar valt niet onder de huidige circulaire reductiedoelstelling om tot 50 procent reductie van het abiotisch materiaal te komen. Voor voedsel (biotische grondstoffen) is nu geen (aparte) doelstelling opgenomen in het gemeentelijk beleid.

Inzicht in de verschillende effecten van het materiaalgebruik in Amsterdam is nodig om integrale afwegingen te maken over de economie. De inschattingen in deze publicatie zijn voor de milieu-effecten een eerste stap, maar om beleid goed te kunnen informeren moeten zowel de nauwkeurigheid als het detailniveau toenemen. De grootste uitdaging op dit vlak is daarom het verzamelen en ontsluiten van betere, directe gegevens.